906
12 DECEMBER 1968
Wethouder VAN BOXTEL zegt te menen, dat hij heel kort kan zijn, gezien het
feit, dat alle sprekers hun verheugenis over het voorstel hebben uitgesproken. Hij is
daar uiteraard zeer erkentelijk voor. Voor de duidelijkheid wil hij echter nog iets
aan het voorstel toevoegen. Het voorstel zou kunnen suggereren, dat de periode tussen
het principebesluit in 1965 en de onderhandelingen in 1968 eigenlijk niets met elkaar
van doen hebben, want de onderhandelingen, die aan dit voorstel voorafgegaan zijn,
hebben slechts drie maanden geduurd. Het is derhalve niet zo, dat men vanaf 1965
aan tafel heeft gezeten. Het college is er bijzonder verheugd over, dat dit voorstel
per 1 januari a.s. zal kunnen gaan functioneren in de vorm van subsidiëring van dit
bureau. Spreker behoeft niet te verhelen, dat het college bijzonder verheugd is over
de nieuwe lijn, die hier gevolgd gaat worden. Niet zozeer, omdat het een primeur is
voor Nederland, maar omdat hij van mening is, dat op deze wijze een bijzondere
efficiënte, maar ook een bijzonder kwalitatief verantwoorde wijze van werken kan
worden gevonden.
Voor wat betreft de opmerking van de heer Kramer in de richting van Roosendaal
en Bergen op Zoom kan spreker zeggen, dat hij vorige week met zijn collega's uit
die plaatsen nog een bespreking over dit onderwerp heeft gehad en dat die bereid zijn
het initiatief van Breda minstens in hun college's te verdedigen. Hij hoopt, dat ze tot
hetzelfde resultaat komen. De ontwikkeling van de stichting zal zeer nauwlettend ge
volgd worden om na te gaan of het werk inderdaad beantwoordt aan zijn doelstel
ling en of de sleutel die hiermede geïmporteerd wordt, hanteerbaar blijft. Het zou
kunnen gebeuren, dat de verdeling van de kosten nog eens nader bestudeerd moet
worden.
Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten.
5. VOORSTEL TOT WIJZIGING VAN DE TARIEVEN VAN HET ENERGIE-
EN WATERBEDRIJF IN VERBAND MET DE INVOERING VAN DE OM
ZETBELASTING OP TOEGEVOEGDE WAARDE PER I JANUARI 1969.
De heer DE GIJSEL vraagt of alle tarieven genoemd zijn in kolom 2 van de bijlage
zonder omzetbelasting en als dit zo is, waarom dan de speciale tarieven voor de
feestverlichting niet aangepast zijn.
De heer VAN DER ZWAN zegt, dat zijn fractie, hoewel met weinig enthousiasme,
zich met de tarieven van het energie- en waterbedrijf kan verenigen. Hij vraagt hoe
die tarieven bij het grote publiek bekend gemaakt zullen worden.
De heer VAN CAULIL zegt dit stuk zo te zien, dat er eigenlijk geen tariefwijziging
is en dat alleen de berekening van de B.T.W. in het geding is. Als punt 33 aan de
orde is wil hij nog even op het cafétarief terugkomen.
Wethouder VERMEULEN antwoordt aan de heer de Gijsel, dat in kolom 2 de be
staande tarieven vermeld zijn, waaruit het element omzetbelasting gehaald is, verhoogd
met B.T.W. Voor wat de tweede vraag betreft zegt spreker, dat hij ervan moet uit
gaan, dat in de tarieven voor de feestverlichting niet het element omzetbelasting heeft
gezeten. De heer van Caulil heeft gelijk, wanneer hij zegt, dat er geen sprake is van
tariefverhoging. Het resultaat is niet het gevolg van de vrije wil van het gemeente
bestuur, maar van het opleggen van de B.T.W. door de rijksoverheid. In die zin is
het eigenlijk discutabel of voor deze tarieven de instemming van de raad nodig is.
Het college vond dit echter zo belangrijk, dat het gemeend heeft toch de instemming
van de raad te moeten vragen, ook in verband met de openbaarheid die door dit
raadsvoorstel wordt verkregen. Op de vraag van de heer van der Zwan, hoe de ta
rieven aan het publiek bekend gemaakt zullen worden, kan spreker geen antwoord
geven. Mogelijk, zegt hij, heeft zijn collega daar een bepaalde opvatting over. Hij
is wel van mening, dat een aantal tarieven in de pers gepubliceerd is, omdat de raad
er van op de hoogte was, dat er op dit gebied tariefverhoging plaatsvond. Het college