1002 2 DECEMBER 1969. waarin reconstructies en allerlei andere zaken worden behandeld, die men natuurlijk ook niet los van de verkeersproblemen kan denken. Ik ben blij dat zowel de heer Van Werkhooven als de wethou der denken aan een adviescommissie, dus niet aan een bestuurlijke commissie. Dat zal u niet verbazen, omdat ik zelf heb gesteld dat het mij bij die inspraak gaat om inspraak in de structuur van de be- leidsvorming, maar dat de beslissingen mijns inziens aan het college en de raad moeten zijn voorbehouden. Hier wordt echter gesproken over een commissie voor verkeer en openbaar vervoer en dan zegt de heer Van Werkhooven dat hij heel blij zou zijn en dat hij het een grote stap vooruit zou vinden wanneer dit een raadsafdeling zou worden, zeker wanneer die in de toekomst in het openbaar gaat vergaderen, wat natuurlijk ook heel belangrijk is. Men zal het mij echter niet euvel duiden dat ik er hierbij even op wil wijzen dat hier nu juist weer een kans ligt, naast die openbare raadsafdeling waarover de heer Van Werkhooven spreekt en die uiter aard helemaal mijn instemming heeft, voor een advies orgaan ex ar tikel 61. Dre zou natuurlijk ook in het openbaar moeten vergaderen en adviseren, hetzij op verzoek, dan wel op eigen initiatief, en die zou ook samengesteld moeten zijn uit leden van de taad, uit deskun digen van de betrokken gemeentelijke diensten en uit deskundigen uit de bevolking, alsmede, zoals de opzet is van artikel 61, uit burgers van de stad op titel van interesse en kennis. Dit lijkt mij heel belang rijk, omdat men dan ook op verkeerstechnisch gebied een organisatie krijgt - weer in samenhang met de stadsplanning en uitbreidingen, enz. - waarin niet alleen inspraak bestaat van deskundigen en de raad, maar ook van de kant van de burgerij. Dit kan ook van belang zijn voor het: informatiecentrum wanneer dit straks van de grond komt, omdat dit informatiecentrum immers moet fungeren als schakel tussen de ideeën die bij de burgerij leven en dergelijke adviescolleges enz. D;e ideeën zullen uiteindelijk leiden tot voorstellen aan de raadsafdelingen en uiteindelijk aan de gemeenteraad. Ik zou het dan ook bijzonder toejuichen wanneer de wethoude- het voorstel van de heer Van Werkhooven zou overnemen en ons daar naast zou toezeggen te zoeken naar een initiatief om ook op dit gebie d te komen tot de vorming van een orgaan ex artikel 61 ter bevordering van de inspraak. Tenslotte wil ik opmerken dat ook voor mij vaststaat dat, zoals de heer Van Werkhooven heeft gezegd en dat komt ook duidelijk naar voren in het uitvoerige antwoord van de wethouder, wat nu gebeurt in feite een gunst is. Een heel prettige gunst weliswaar, maar het gaat in de toekomst uiteraard om dingen die vaststaan en geregeld zijn, die - zoals men dat dan noemt - een instituut zijn geworden. Het zou mij daarom ten zeerste verheugen wanneer de wethouder zou. ingaan op de suggestie van de heer Van Werkhooven en tenslotte zal ik ook gaarne vernemen hoe hij denkt over hetgeen door mij naar voren is gebracht. De VOORZITTER:Dames en heren. Misschien mag ik de eerste

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 1002