2 DECEMBER 1969. 1005 kunnen voorlichten dan via de bestaande kanalen gebeurt, waarbij er een duidelijke scheiding is tussen wat gedelegeerd is aan burge meester en wethouders en hetgeen door de verkeerscommissie wordt geadviseerd aan het college. Van de andere punten heb ik gezegd dat die behandeld worden - ook al virxdt men wellicht dat zij onvol doende behandeld worden - in een raadsafdeling, namelijk als het uitbreidingsplannen betreft in de raadsafdeling voor ruimtelijke orde ning en economische zaken en als het reconstructies betreft in de af deling voor openbare werken. Als men er in die afdelingen prijs op stelt ook door ter zake deskundigen te worden voorgelicht over de ver- keeisaspecten van de voorstellen, dus door de verkeersingenieur, c. q. de verkeerspolitie, dan heeft men daarop het volste recht en geen enkele voorzitter van welke afdeling ook zal deze verdergaande in formatie weigeren, maar dat daarvoor een aparte afdeling nodig zou zijn, waarin de maatregelen in het kader van het wegenverkeersre glement en de hele rest op een hoop gegooid worden, kunnen het college en ik niet zien als een winstpunt in de voorbereiding van de voorstellen voor openbare behandeling in de raad. De heer Van Werk.hooven kan niet enthousiast zijn over de wegen die zijn aangelegd in de nieuwe wijken. Ik weet dat nog niet. Van men sen die niet in Breda wonen hoor ik wel eens dat zij vooral veel waar dering hebben voor de wijze waarop de uitbreidingen van Breda zijn ontsloten, waardoor bijna elke wijk de kortst mogelijke aansluiting heeft, op een in of uitvalsweg, dus op een rijksweg. Of men nu in Breda-Noord kijkt of in Breda-Zuid, vanuit alle uitbreidingsplannen is men in een paar tellen op een weg voor het doorgaande verkeer. Ik meen dan ook te moeten ontkennen dat - de heer Van Werkhooven stelt het wel, maar het bewijs daarvoor heeft hij mijns inziens niet aangevoerd - onze nieuwe wijken qua verkeersontsluiting niet zo geslaagd zouden zijn. Wat de Parkstraat betreft heb ik niets meer toe te voegen aan hetgeen ik in eerste instantie heb gezegd. Ik heb begrepen dat de heer Van Werkhooven het daar ook mee eens is. De verkeersagent Van Opstal is ons als oude Bredanaars heel goed bekend, maar ik geloof dat de heer Van Werkhooven daarbij één ding over het 'hoofd ziet, namelijk dat in de periode dat de heer Van Opstal opereerde de frequentie en de omvang van het verkeer nog wel van een iets andere aard waren dan tegenwoordig De heer VAN WERKHOOVEN: Daarom wil ik er nu twee of driej Wethouder VERMEULEN: Ja ja, maar ik geloof toch dat wij dit moeten overlaten aan de politie die hiervoor primair verantwoor delijk is en ik geloof dat wij in alle redelijkheid mogen stellen dat men daar probeert de dingen zo goed mogelijk te doen. Ook over het dubbelparkeren hebben wij al eens eerder gespro ken, daar heb ik niet veel meer aan toe te voegen. Het is voor de po litie vaak moeilijk om op te treden. Wij proberen de situatie een stap voor te blijven door beperkende maatregelen. Overigens geloof

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 1005