2 DECEMBER 1969. 1007 gebracht, waar hij op het uiterste nippertje heeft kunnen voorkomen dat er fatale dingen zouden gebeuren voor de daar gevestigde bedrij ven. Voor de zindelijkheid van de discussie wil ik echter vaststellen dat, of het nu in de ene commissie wordt behandeld of in de andere, dit in beide gevallen had kunnen gebeuren. De heer MELZER: Ik heb gezegd dat het aan de aandacht is ontsnapt.' Wethouder VERMEULEN: Natuurlijk, mijnheer Melzer. Ik ont ken niet dat u dat gezegd hebt en ik heb er ook wel begrip voor, maar. De heer MELZER: Dan moet u niet het woord "onzindelijk" ge bruiken of "zindelijk". Dat vind ik een kwaad woord.' Wethouder VERMEULEN: Als ik nog even mag, mijnheer Mel zer, zou ik willen zeggen dat ik dit woord heb gebruikt in de beteke nis dat, of het nu was behandeld in een verkeerscommissie in de voor stelling van de heer Van Werkhooven of in de commissie in zijn hui dige vorm, in beide gevallen deze beslissing had kunnen worden ge nomen, hetgeen op het nippertje werd voorkomen doordat men door derden is benaderd, want dat is naar ik aanneem wat er in feite ge beurd is: men is benaderd door de betrokkenen. In die zin heb ik het bedoeld. De opmerking over de overbelasting van de afdeling voor open bare werken moet ik waarschijnlijk wel onderschrijven. Ik weet het, die afdeling heeft inderdaad nogal lange agenda's waarop veel belang rijke zaken staan, maar ik meen dat het mogelijk moet zijn ook bin nen die afdeling een vorm van overleg te vinden waardoor de leden de mogelijkheid hebben op verantwoorde wijze het hunne in te brengen De heer Quadekker heeft gezegd dat hij geen behoefte heeft aan de voorgestelde afdeling, terwijl de heer Von Schmid mij heeft gevraagd een uitspraak te doen of ik, uitgaande van het aanvaarden van het voorstel van de heer Van Werkhooven tot het instellen van een aparte raadsafdeling voor verkeer en openbaar vervoer, een moge lijkheid zie deze in het kader van artikel 61 van de gemeentewet be paalde bevoegdheden te verlenen. Ik zie deze mogelijkheid niet, ik vind namelijk dat het verkeer dermate verweven is met allerlei ande re zaken dat wij hieraan niet kunnen denken. Van het structuurplan dat ook door de heer Von Schmid is ge noemd heb ik reeds gezegd dat dit een plan is waarin in grote lijnen de toekomstige verkeersontwikkeling en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen worden geschetst en dat de raad de mogelijkheid zal heb ben in aanwezigheid van de deskundigen over deze grote lijnen zinvol van gedachten te wisselen, om op basis daarvan in grote lijnen zijn beleid te kunnen vaststellen. Ik meen hiermee in tweede instantie de verschillende vragen te hebben beantwoord. Ik heb geen gelegenheid gehad om overleg te plegen met het college, maar ik meen namens het college te kunnen zeggen dat wij er geen behoefte aan hebben het voorstel van de heer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 1007