2 DECEMBER 1969.
1015
gebeuren. De toestand is op dit moment dat er wel iets aan milieu
hygiëne wordt gedaan, maar slechts incidenteel. Wij zijn van me
ning dat dit meer aandacht moet hebben en daarom hebben wij ge
dacht aan het aantrekken van een part-time kracht, die de andere
helft van de dag schoolarts zal kunnen zijn. Te zijner tijd zal er ech
ter inderdaad iemand volledig voor deze functie beschikbaar moeten
zijn.
Mevrouw Jager vraagt zich af of wij niet meer voorlichting
zouden moeten geven. Ik wil hierbij wijzen op de voorlichting over
het verband tussen roken en longkanker. Die voorlichting is zeer uit
gebreid, maar ik betwijfel of die voorlichting afdoende helpt en ik
ben bang dat hetzelfde zal gelden voor de voorlichting over verdoven
de middelen. Bovendien is de voorlichting over roken en longkanker
een nationale zaak en ik vraag mij dan ook werkelijk af of wij op dit
punt gemeentelijk moeten gaan pionieren.
De heer WOESTBNBERG: Dat is toch geen antwoord op mijn
vraag?
De VOORZITTER: Hebt u geen antwoord gekregen?
De heer WOESTENBERG: Nee, ik heb de vraag gesteld of men
zulke dingen nu ook nog moet gaan subsidiëren. Men wijkt nu wel
van de zaak van de verdovende middelen af.
De VOORZITTER: Dat is een onduidelijke vraag, mijnheer
Woestenberg, waar subsidieert men, hoe subsidieert men? Ik zou zeg
gen.
De heer WOESTENBERG: Ja, maar dan wil ik toch nog even
terugkomen op die ene man die dat moet gaan onderzoeken. Ik ben
bang dat 'hij er zelf aan verslaafd raakt en dan ziet hij de hele wereld
voor een doedelzak aan.'
Hierna wordt hoofdstuk IV zonder hoofdelijke stemming onge
wijzigd vastgesteld, terwijl het voorstel tot verhoging van de rechten
ambulancedienst met algemene stemmen wordt aangenomen.
Hoofdstuk VVOLKSHUISVESTING.
Hierbij komt tevens aan de orde het voorstel tot verhoging van de
leges voor afgifte van bouwvergunningen.
De heer VAN DEN MEERENDONK: Er zijn hier reeds verschil
lende vragen gesteld over de bouw van bejaardenwoningen. Er zijn
reeds verschillende bejaardentehuizen in aanbouw of in voorbereiding,
maar met de bouw van bejaardenwoningen is Breda mijns inziens enigs
zins achtergebleven. Ik geloof dat dit mede een gevolg is van het feit
dat de vorige wethouder van sociale zaken - die overigens ontzettend
veel voor de bejaarden en de bejaardenzorg heeft gedaan - eerder een
voorstander was van verzorgingstehuizen dan van bejaardenwoningen.