2 DECEMBER 1969.
1021
de crèches. De Vereniging van Academisch gevormde Vrouwen heeft
ongeveer een half jaar geleden een brief gestuurd naar de minister,
waarin zij vraagt om richtlijnen en subsidiëring van crèches en even
tueel ook speelzalen. Het ministerie heeft daarop geantwoord dat er
geld beschikbaar was gesteld voor een proefcrêche in 1970. Dat is een
project van Dr. Kohnstamm, lector aan de Rijksuniversiteit te Utrecht.
Er werd echter bij vermeld dat in de komende twee jaar geen richtlij
nen of subsidie in het vooruitzicht gesteld konden worden.
Nu vraag ik mij af hoe het zal gaan wanneer er in de stad ac
tiviteiten zullen zijn om tot de stichting van crèches te komen. Die
worden natuurlijk verschrikkelijk duur en dan denk ik bijvoorbeeld
aan de ongehuwde moeders en weduwen die om financiële redenen ge
noodzaakt zijn te gaan werken. Zal het voor hen betaalbaar blijven?
Ik meen dat, wanneer er voorlopig geen subsidie van het rijk te ver
wachten is, het hen te enen male onmogelijk zal zijn hun kinderen
daar onder te brengen zonder gemeentelijke subsidie. Ik zou graag
vernemen hoe het college hierover denkt.
De heer VAN DE MEERENDONK: Op een punt wil ik nog even
nader ingaan. Ik heb Heusdenhout als voorbeeld genoemd. Wethouder
Vermeulen heeft daarop zeer terecht geantwoord dat het bouwen van
aangepaste woningen voor gehandicapten iets heel anders is als het
bouwen van bejaardenwoningen in zo'n complex. Ik had echter alleen
het oog op de manier waarop dit is gebeurd. Als ik mij niet vergis
zijn daar van twee eengezinswoningen een benedenwoning gemaakt:
de benedenwoning voor de gehandicapten en de bovenwoning voor een
gewoon gezin.
Zonder mij nu op het terrein van de architectuur te begeven,
ben ik van mening dat het op dezelfde manier ook mogelijk zou moe
ten zijn van twee eengezinswoningen drie woningen te maken, name
lijk beneden twee bejaardenwoningen en boven een gewone woning.
Dit is in principe hetzelfde.
Wethouder VERMEULEN: Wij zijn natuurlijk altijd bereid iede
re suggestie die tot een oplossing kan leiden te toetsen op haar uitvoer
baarheid. Dat geldt dus ook voor de opmerking van de heer Van Mee-
rendonk. Alleen wil ik daarbij nu al de kanttekening maken dat het
combineren van twee woningen waarbij de benedenverdieping wordt
gereserveerd voor gehandicapten en de bovenverdieping voor niet-ge-
handicapten een andere situatie oplevert dan wanneer men deze methode
volgt voor twee bejaarde gezinnen. Dat zou namelijk betekenen dat
een bejaard gezin beneden blijft, terwijl het andere boven moet wo
nen.
De heer VAN DE MEERENDONK: Ik bedoel twee kleine bene
denwoningen onder één grote bovenwoning.
Wethouder VERMEULEN: Juist ja. Ik kan slechts herhalen dat
ik deze suggestie best op haar uitvoerbaarheid wil laten bekijken.