2 DECEMBER 1969. 1025 gerust te stellen, mijnheer de voorzitter. Ik heb ook met de oudste leden van deze vereniging gesproken. De heer WOESTENBERG: Maar zij denken er wel een beetje anders over dan u zegt! De heer G. C-IELEN: Ik wil mij beperken tot een conclusie naar aanleiding van het antwoord op een aantal vragen over de situatie in Princenhage. Dit om het niet te lang te maken. Dit zijn de vragen 229, 230, 232, 233 en 234. Het is voor een raadslid heel moeilijk antwoord te geven op vragen van de bevolking van Breda en zeer zeker van die van Princen hage. De vragen zijn mijns inziens zeer summier beantwoord, wij kun nen er alle kanten mee uit. Ik zou de wethouder dan ook willen vra gen of hij nu iets concreter kan zijn. Het is inmiddels bijna drie maan den geleden dat wij deze vragen hebben gesteld, mogelijk kan de heer Vermeulen er nu iets meer over zeggen. Het is namelijk onvoorstelbaar en een beetje moeilijk te ver teren voor de mensen in die buurt dat bepaalde terreinen zo lang braak blijven liggen. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan het stuk aan de Laan van Mertersem, dat vandaag nog ter sprake is geweest in het dagblad De Stem. Dat terrein ligt al ongeveer tien jaar braak. Er is nooit iets aan gebeurd, het is nooit geëgaliseerd, het blijft daar liggen zoals hef. er ligt. Verder is er het terrein bij het Esserplein, waarvan de heer Vermeulen altijd heeft gezegd dat het zo moeilijk is daar te gaan bou wen. Ik meen dat de door mij genoemde terreinen aan de Laan van Mertersem en het Esserplein toch eerder voor bebouwing in aanmerking komen dan heel Princenhage -west en het uitbreidingsplan. Ik hoop dat men een beetje rekening wil houdèn met deze he le situatie, want Princenhage is in 1942 geannexeerd en die mensen verwachten iets van Breda. Steeds wordt ons gevraagd hoe het ermee zit als je dan het vraag- en antwoordboek neemt is het vrij moeilijk om op die vragen antwoord te geven. Ik hoop dan ook dat de wethou der voordat hij vertrekt en zijn zetel overdraagt de bevolking van Prin cenhage een antwoord zal kunnen geven over hoe de situatie in de zeer nabije toekomst gaat worden. Daarnaast heb ik nog een vraag waarop ik graag een concreet antwoord zou willen hebben, namelijk naar aanleiding van vraag 234 over de verlichting van het Mgr. Nolensplein. Die verlichting is al vaak ter sprake geweest, maar er is n og nooit iets aan gedaan. Nu staat het óp de lijst van in 1970 uit te voeren werken. Kan de wethou der mij zeggen of het nu ook inderdaad zal gebeuren? De heer VAN CAULIL: Ik zal mij beperken tot vraag 231. De andere vragen heeft de heer Gielen al in zijn betoog betrokken, maar deze ene vraag was er tussenuit gevallen. Deze vraag lijkt zo simpel wanneer men haar zo ziet staan: "Hoe denkt het college de spoorweg kruisingen in de toekomstige verbindingen met de Haagse Beemden?" en misschien omdat de vraag zo simpel is, is er ook zo'n simpel ant woord op gegeven, namelijk: "Naast de reeds in aanbouw zijnde tunnel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 1025