1027
2 DECEMBER 1969.
"managen", zodanig te doen verdelen - althans de aanslagen - dat
een meet billijke verdeling wordt bereikt over al degenen die van de
riolering gebruik maken.
Wethouder VERMEULEN: Ik ben blij dat de heer Van Banning
is begonnen over iets waarbij ik zelf eigenlijk in gebreke ben geble
ven. Dat wil zeggen, :ik heb er wel een paar keer aan gedacht de raad
over het resultaat van het gesprek in te lichten. Mijn indruk is dezelf
de als van de heer Van Banning. Wij hebben een bijzonder prettig ge
sprek gehad met twee bestuursleden van de plaatselijke vereniging, in
aanwezigheid van de landelijke voorzitter, waarin wij inderdaad de
door de heer Van Banning genoemde oplossing hebben gevonden.
De heer Van Banning heeft verder een vraag gesteld over de
herziening van de pachtprijzen, maar daar moeten wij toch een beet
je voorzichtig mee zijn. Die herziening van de pachtprijzen moet men
opvatten als een begrotingstechnische zaak. Wij verhuren die grond
voor een prijs die ver ligt onder hetgeen die grond in feite zou moeten
opbrengen. Op die wijze verlenen wij dus een indirecte subsidie die niet
controleerbaar is, ook de omvang ervan niet. In dat gesprek hebben wij
aangekondigd dat wij een volgend gesprek zullen hebben over de totale
toekomstige situatie van de volkstuinen in Breda, omdat er nog plannen
zijn die ten uitvoer moeten worden gelegd. Daarbij zal ook worden ge
sproken over de pachtprijzen en dat behoeft nog niet te betekenen dat
men dan meer zal moeten betalen, maar wel dat wij een bepaalde sub
sidie zullen verlenen die zichtbaar is en daar gaat het om.
De heer Woestenberg is van mening dat het niet helemaal is
gegaan zoals de heer Van Banning heeft betoogd. Persoonlijk heb ik
die indruk in het gesprek niet gekregen; ik heb het precies zo ervaren
als de heer Van Banning heeft geformuleerd. Volgens de heer Woesten
berg hebben de volkstuinders het recht te blijven waar zij zijn. Daar
hebben wij ook voor gezorgd. Noodgedwongen hebben wij het aantal
tuintjes ter plaatse moeten verminderen in verband met de verbetering
van de waterafvoer via de Aa of Weerijs, maar de meesten kunnen er
blijven en bovendien hebben wij nog vervangende grond aangewezen
in de Dr. Batenburglaan zoals de heer Van Banning heeft gezegd, waar
door het aantal volkstuintjes zelfs niet onbelangrijk is uitgebreid.
De heer Gielen heeft gezegd dat hij het moeilijk heeft als
raadslid in Princenhage, omdat men overal over wordt aangeschoten
en nauwelijks iets kan antwoorden. Ik kan mij die positie wel voor
stellen, maar ik wil daar toch tegenoverstellen dat als er ergens een
goed contact is, het wel is met die kern van Princenhage. Deze heeft
zichzelf bij het gemeentebestuur aangediend als representant van dit
gebied en wij hebben nog zeer onlangs een gesprek gehad over het re
constructieplan voor de oude kern van Princenhage. Daarbij hebben
wij uitvoerig uitgelegd wat er allemaal staat te gebeuren, althans wat
de voornemens zijn van het college, en waarbij wij hun medewerking
hebben verzocht bij het enquêteren van de middenstand in de kern van
Princenhage. Deze enquête zal worden ingesteld door onze sociogra
fische dienst met medewerking van het C.l. M.K. en naar wij hebben
begrepen ook in overeenstemming met en met medewerking van de