2 DECEMBER 1969. 1031 zal zijn. Overigens is het niet vreemd dat men het niet helemaal eens is met het college wanneer dit de straatbelasting verhoogt met 37 de rioolbelasting met 6\°]o en het rioolrecht met 20%; dit voelt men in de portemonnee en dan begint men het voorhoofd te fronsen, dat is heel logisch. Vervolgens verklaart de wethouder dat hij in de tussenliggen de tijd geen gelegenheid heeft gehad over een andere verdeling te denken, omdat de industrie niet heeft geopponeerd tegen de medede ling dat het college van plan was deze verhoging voor te stellen. Ik heb echter juist gevraagd de tijd die ligt tussen nu en het opleggen van de aanslag in 1970 te benutten om te bezien of er een andere en billijker verdeling mogelijk is. Ik tast niet het bedrag van 418.000, - - aan, want die verhoging van 60. 000, -- is onder meer het bedrag dat nodig is om de begroting sluitend te maken. Ik verzoek het colle ge echter dringend te zoeken naar een andere, billijker verdeling. De heer MELZER: Ik wil het betoog van de heer Quadekker gaarne ondersteunen, omdat ook wij van mening zijn dat het riool recht in Breda een bijzonder nare zaak is. Er zijn bedrijven die op het riool zijn aangesloten en die moeten betalen, terwijl andere be drijven, die rechtstreeks op de Mark lozen, niet hoeven te betalen. Dit is een zekere vorm van discriminatie in de industrie in Breda. Twee jaar geleden - alleen was het toen in januari - heb ik er reeds op gewezen dat dit soort lasten niet bepaald bevorderlijk is voor het vestigingsklimaat van Breda. Ik zou het dan ook zeer zeker toejuichen wanneer men erin zou slagen tot een billijker verdeling te komen. Daarnaast zal ik gaarne vernemen hoe het precies zit met het contact met het B.I.C. Heeft dit inderdaad negatief gereageerd? Vol gens de wethouder heeft het namelijk niets van zich laten horen. De heer KROON: Ook ik steun het betoog van de heer Quadek ker. Evenals wij dat in het verleden deden, geven wij zeer veel geld uit om nieuwe industrieën aan te trekken en dat vind ik een goede zaak, daar ben ik zeker niet tegen. Wanneer de in Breda gevestigde industrieën echter in de verkeerde positie komen dat het grootste deel van het rioolrecht moet worden opgebracht door slechts enkele bedrijven, dan kan ik mij daar niet mee verenigen. Ik wil het verzoek van de heer Quadekker aan het college dan ook van harte ondersteunen. De heer VON SCHMID: Ik vind dit een heel moeilijke zaak en ik geloof dat wij eerst moeten vaststellen welke de standpunten zijn. Het is mij namelijk met helemaal duidelijk geworden of de heer Quadekker hier nu aan het woord was namens de K.V.P. -frac tie, of dat hij namens iets anders of namens zichzelf sprak. Ik vind het belangrijk dit te weten voordat ik verder ga. Kan de heer Quadek ker deze vraag even beantwoorden? De heer QUADEKKER: Hier is met een deel van de K.V.P. - fractie over gesproken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 1031