2 DECEMBER 1969. 1039 nog een historische beschouwing houden, maar in het algemeen wil ik wel verklaren dat het onderwijsbeleid van dit college en vooral van deze wethouder de volledige instemming heeft van de V.V.D. Zijn streven tijdig scholen voor het basisonderwijs te creëren in de nieuwe wijken, dat wil zeggen wanneer de gezinnen de huizen daar betrek ken ook al zijn het soms noodvoorzieningen, is van groot nut zo wel voor het onderwijs als voor de ouders en het klinkt veel gemakke lijker dan het in de praktijk is. Dat hij zich bij de voorbereiding van de scholenbouw en de spreiding van de onderwijsinstituten baseert op de gegevens van de sociografische dienst achten wij niet slechts weten schappelijker, maar ook praktisch aanvaardbaarder dan de beruchte methode van de handtekeningenacties. Dat hij de genoemde dienst bovendien geregeld de gegevens laat controleren en eventueel corrigeren, is voor alle betrokkenen van wezenlijk belang en niet in het minst voor de belastingbetaler. Dat er naast het moeizaam inpassen in verband met het lokalengebrek - waarop ook de heer Bayens reeds heeft gewe zen - toch een zekere teruggang van het aantal scholieren in de bin nenstad en enkele, als ik het zo mag noemen, ouder wordende wijken te constateren valt, heeft naar wij weten zijn volledige aandacht. De noodzaak van goede voorzieningen voor het kleuteronder wijs in de directe omgeving van nieuwbouw en vooral van hoogbouw breng ik hierbij, wellicht ten overvloede, nog eens onder de aandacht. De belangen van het openbaar onderwijs - dat strekt ons uiteraard tot voldoening - worden in voldoende mate behartigd en het streven van het college om in overleg met een samenwerkingscommissie - de zo genaamde werkgroep - te komen tot de opzet van schooladviesdiensten voor de gehele scala van 4- tot 19-jarigen heb ik vol verwachting be groet. Dat de wethouder hiervoor sub 30. 090 een bedrag van 50. 000, -- opvoert is verstandig, mits wij ons realiseren dat dit bedrag te zijner tijd natuurlijk een druppel op een gloeiende plaat zal zijn. De mededeling van de voorzitter van het college in zijn ant woord op de algemene beschouwingen om eventueel juist bij deze af faire over te gaan tot het instellen van een gemengde commissie ex artikel 61 lijkt mij van wezenlijke betekenis, omdat daarmee zowel de groeperingen uit de particuliere sector en de efficiency, als de open baarheid en de gedeelde, zo niet gemeenschappelijke verantwoorde lijkheid tot uiting zullen kunnen komen. Door deze waarborgen zullen de betrokkenen er ook gemakkelijker toe komen aparte diensten af te wijzen, waarvoor vroeger zo zeer werd gepleit van verschillende zijden, en tot samenwerking te geraken in het belang van alle kinderen. Ik wil niet vragen om experimenten zoals in Rotterdam in deze algemene beschouwing over hoofdstuk VIII, gebaseerd als die zijn op onder andere de analyses van Grandia, en wel op drie gronden: a. een dergelijke opzet vergt veel voorbereiding: b. onze gemeentelijke kas kan zich dit onzes inziens niet veroorloven; c. de kans op succes wordt door de experts op dit moment nog zeer verschillend beoordeeld. Ik meen dan ook dat wij eerst de rapporten hierover moeten afwachten. Niet alleen op dit punt verwacht ik overigens dat het college het oog gericht houdt op onderwijskundige onderzoekingen en experimenten; ik wil wijzen op drie andere punten waarop naar ik vertrouw het college

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 1039