2 DECEMBER 1969.
1041
over het onderwijs zo ontzettend veel te zeggen is. Ik wil beginnen
met vast te stellen wat naar mijn opvatting de taak is van het college
in dezen. Het is bekend dat Breda in overwegende mate bijzonder on
derwijs kent van verschillende richtingen. Krachtens de wet wordt het
bevoegd gezag van deze scholen gevormd door het schoolbestuur. Dit
betekent dat met betrekking tot deze zaken de taak van het gemeente
bestuur beperkt is. Daarnaast is de gemeente schoolbestuur van de open
bare scholen en ik meen dat het duidelijk tot de taken van het gemeen
tebestuur behoort mee te denken over die ontwikkeling, statistische
gegevens aan te dragen die deze ontwikkeling kunnen bevorderen en
mede te bevorderen dat door samenspraak en overleg de gunstigste
voorwaarden voor het geheel worden geschapen. Ik meen er goed aan
te doen dit vooraf vast te stellen, omdat anders wellicht de indruk
zou kunnen worden gewekt dat wat het onderwijs betreft het meeste zou
moeten worden gedaan in het gemeentebestuur. Ik meen dat dit niet
het geval is en dat dit moet gebeuren in het onderwijs zelf, waarbij
wij bovendien twee zaken moeten onderscheiden, namelijk enerzijds
dat het bestuurlijk goed in elkaar moet zitten, maar anderzijds dat
degenen die het in de praktijk moeten waarmaken, zoals de hoofden
van scholen, rectoren, directeuren en leraren in feite voor de zwaar
ste en moeilijkste opgave staan.
Er is op het gebied van het onderwijs enorm veel in beweging.
De heer Bayens heeft gezegd dat het basisonderwijs de grondslag is
voor al het andere, maar wanneer men de publikaties leest die de 'laat
ste tijd over dit onderwerp verschijnen zet men daar ook weer een vraag
teken bij. Professor Bladergroen uit Groningen bijvoorbeeld - een mijns
inziens vrij bekende figuur in deze kringen - stelt zelfs dat de eerste
levensjaren bepalend zijn voor de verdere ontwikkeling van de intelli
gentie van de jonge mens. Daarmee stelt zich de vraag weer aan de orde
hoe wij het gehele onderwijs moeten zien, vanaf kleuter en peuter mis
schien. Dit is een ontwikkeling die bij lange na nog niet ten einde is,
temeer omdat de nieuwe methodieken en technische mogelijkheden
die ook in die sectoren kunnen worden gebruikt een enorm terrein be
slaan dat nog helemaal verkend moet worden.
Wel wil ik verklaren dat ik erg blij ben met het klimaat in
onderwijskringen in Breda. Het verheugt mij bijzonder dat wij in de
werkgroep alle vormen van basisonderwijs bij een hebben kunnen bren
gen om met elkaar te praten over wat er rondom het onderwijs in ad
viesdiensten, in kwalitatieve begeleiding of hoe men het ook wil noe
men moet worden gedaan en hoe dit moet worden aangepakt. Er zijn
hierover enorm veel publicaties verschenen op medisch, psychologisch,
maatschappelijk en pedagogisch terrein, maar de grote opgave is mijns
inziens in onze tijd, systematisch vorm te geven aan de dingen die van
wezenlijke betekenis kunnen zijn voor de ontwikkeling waar wij nu mid
den in zitten.
Ik. wil hierbij meteen ingaan op de opmerking van de heer Van
der Werff over de begeleiding van 4- tot 19-jarigen. In de eindfase
heeft hij natuurlijk gelijk; het is niet mogelijk ergens een hiaat te la
ten liggen in de begeleiding van de jonge mens. Die begeleiding moet
aanwezig zijn van jong tot oud en of dan de leeftijden van 4 tot 19