1044
2 DECEMBER 1969.
Heusdenhout wel in zullen slagen het kleuteronderwijs op een redelij
ke wijze op te vangen.
Ik geef onmiddellijk toe dat het bedrag dat is uitgetrokken voor
de werkzaamneden van de schooladviesdienst een druppel op een gloei
ende plaat zal zijn. Het is ook duidelijk een begin. Hoe het zich ver
der zal ontwikkelen kunnen wij op dit moment nog niet overzien, maar
aan de andere kant hoop ik toch ook - ik spreek nu een beetje als wet
houder van financiën - dat er intussen een rijkssubsidieregeling zal ko
men, zodat de gemeente ook op dat gebied mogelijkheden krijgt, want
als wij het uit het budget zoals wij het nu kennen moeten betalen, dan
schieten de mogelijkheden voor Breda duidelijk tekort.
De heer Van der Werff toont zich een voorstander van een vorm
volgens artikel 61 wat deze werkzaamheden betreft. Om misverstan
den te voorkomen wil ik hierbij echter aantekenen - ik meen dat ik
dit ook reeds gezegd heb bij de overname van de psychologen van het
Wit-Gele Kruis door de gemeente - dat de structuur voor mij een open
zaak is en dat ik dit ook in dit geval wil volhouden. Zelfs indien ik
persoonlijk een voorstander zou zijn van een samenstelling volgens
artikel 61, dan nog zou ik in de werkgroep de structuur volledig open
willen bespreken - dat hebben wij aan die werkgroep ook opgedragen
- om daarna 'bij de raad terug te komen met de argumenten waarom
deze bepaalde vorm gekozen is. In de eerste bijeenkomst van de werk
groep is ook besproken dat zowel de gemeentelijke stichtingsvorm als
de particuliere stichtingsvorm en een vorm volgens artikel 61 tot de
mogelijkheden behoren. Er zal in de bestuurscommissie terdege moe
ten worden nagedacht over welke mogelijkheid in Breda zal worden
gebruikt.
De heer Van Der Werff heeft verder gesproken over experimen
ten, waarbij hij er zeer terecht op heeft gewezen dat experimenten
niet zomaar moeten worden gedaan, doch dat die zeer goed moeten
worden voorbereid. Ik onderschrijf dit standpunt van harte. Een expe
riment heeft pas waarde wanneer het qua bedoeling, taakstelling,
methoden en rapportering goed wordt voorbereid. Ik geloof dat dan
de meeste resultaten uit die experimenten worden verkregen. Ook
moeten die experimenten naar mijn mening openstaan voor een ieder
die bij het onderwijs is betrokken. Wat dit betreft is het een goede
ontwikkeling dat de hoofden van de lagere scholen in kringen bij el
kaar komen om te praten over die experimenten. Wij hebben dit jaar
nog kunnen zien hoe over het rekenexperiment wordt overlegd door
de hoofden van scholen met de inspecteur van het onderwijs over de
wijze waarop dit eventueel verder kan worden uitgebouwd. Ik vind
dit een bijzonder gelukkige ontwikkeling, omdat de wetgeving de ge
meenten op dit punt anders in een bijzonder moeilijk parket kan bren
gen. Wanneer namelijk op grond van artikel 72 iets aan een school
wordt toegestaan, is men in feite verplicht dit aan alle scholen die
erom vragen eveneens toe te staan. De heer Van der Werff stelt dat
een televisietoestel geen statussymbool moet zijn, maar ik heb als
wethouder van onderwijs maar weinig mogelijkheden om dit statussym
bool te weigeren aan welke school ook. Ik geloof dan ook dat wij met
veel meer vrucht kunnen werken wanneer de experimenten in onderling