2 DECEMBER 1969. 1053 die Wethouder BROEDERS: Nee, dat is helemaal niet onaardig be doeld, dat is gewoon een feit.' Nergens, in geen enkel bedrijf of waar iei- ook vindt men zoveel bedragen zo gespecificeerd vermeld. Ik vraag ;en mij zelfs af of het niet iets teveel gaat worden. Ik heb het dus heie de- maal niet onaardig bedoeld, maar ik moet er eerlijk bij zeggen dat e- xk er soms ook de weg in kwijtraak. Wat dat betreft staan wij precies het op hetzelfde niveau. Ik zal dus nagaan of dit mogelijk is, maar de t tweede vraag ben ik kwijt, er ik n De heer BA YENS: Dat was of het bedrag dat toegekend wordt voor het schoolzwemmen en de gymnastiek er niet ook ineens bij kan at worden vermeld, opdat wordt voorkomen dat gezegd wordt dat de ver een goeding ex artikel 101 in Breda te laag is. Ik bedoel niet dat die be an dragen samengevoegd moeten worden, maar apart erbij vermeld. Dan t komt men aan een bedrag voor 1970 van ongeveer 143, er Wethouder BROEDERS: Mag ik nagaan welke vorm daar het jk beste voor gevonden kan worden? Overigens, degenen die op de hoogte (3el zijn van de vaststelling van het bedrag per leerling, geven bij de ana lyses altijd aan wat voor elke gemeente apart onderzocht zou moeten worden om te zien wat er wel en wat er niet onder valt. De heer Bayens Ik heeft nu deze twee dingen genoemd, maar als men naar andere gemeen ten kijkt komt men bij de vaststelling van het bedrag per leerling de merkwaardigste zaken tegen. Wij hebben al meermalen gesteld dat het er ons om gaat dat het bedrag redelijk moet zijn en dat het moge lijk moet zijn het onderwijs daarmee op een redelijk niveau te verzor gen. Ik ben blij dat de heer Bayens dit in zijn betoog heeft onderschre ven. Hiermee ben ik gekomen aan de heer De Gijsel, die in feite de toepassing van artikel 55 quater voor de school aan de Middellaan afwijst, hoewel hij - en dat vind ik merkwaardig - de redelijkheid van het voorstel niet bestrijdt. Hij heeft namelijk niet bestreden dat de door de wet gevraagde bijzondere omstandigheden aanwezig zijn. Het college heeft die bijzondere omstandigheden aangegeven. De wet bepaalt vervolgens dat die bijzondere omstandigheden moeten leiden t even tot een aanmerkelijke verhoging van het bedrag per leerling, welk bedrag ook in de stukken is vermeld. De heer De Gijsel heeft geen van beide elementen die tot toepassing van dit artikel leiden bestre den, maar niettemin verklaart hij daar tegen te zijn en wel omdat er ook in het bijzonder onderwijs een aantal scholen is die in dezelfde omstandigheden verkeren. Ook deze scholen kunnen echter een beroep doen op de wet en ontheffing vragen van deze bepalingen. Dat is in de afgelopen jaren ook meermalen voorgekomen. Ik ben er dan ook van overtuigd dat, als er een bijzondere school zou zijn die in dezelf de omstandigheden verkeert als de school aan de Middellaan, dus met weinig leerlingen en hoge kosten etc.er ontheffing wordt verleend en een hoger bedrag per leerling uitgekeerd. Ik meen echter dat wij bepaald onverstandig zouden handelen wanneer wij dit zouden oplos sen door aan alle scholen - ook de nieuwe scholen, mijnheer De Gijsel.' - een hoger bedrag uit te keren, nog los van de vraag hoe deze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 1053