1054 2 DECEMBER 1969. meerkosten gedekt zouden moeten worden, want dat heeft de heer De Gijsel nog niet aangegeven. Het bedrag voor administratiekosten is volgens de heer De Gij sel te laag. Wij hebben - ik wil hier volkomen open kaart in spelen - over voorgaande jaren enkele beroepen gehad tegen die administratie kosten. Ik vind het ook heel normaal dat daar af en toe een beroep tegen komt en wanneer wij dat verliezen betalen wij het bij. Wij me nen dat het bedrag van 7, 50 redelijk is, maar wanneer mocht blijken dat dit te laag is en wij in het beroep in het ongelijk gesteld worden, dan bestaat altijd de mogelijkheid voor het bijzonder onderwijs dit op het naar hun mening juiste bedrag te laten vaststellen. Ik meen dat ik hiermee alle vragen heb beantwoord. Mevrouw DE BONTE-DE MUNNIK: Ik ben blij met het positie ve antwoord van de wethouder met betrekking tot de school aan de Beverweg. Wat de school aan de Middellaan betreft ben ik niet zo verschrikkelijk blij met zijn antwoord, omdat ik van mening ben dat, wanneer het leerlingenaantal steeds verder terugloopt, die school op een gegeven moment toch zal moeten worden opgeheven en dan is de school er niet meer. Ik zou dan ook willen voorstellen toch te on derzoeken of het mogelijk is tijdelijk, tot Princenhage-West tot ont wikkeling is gekomen, een tussenoplossing te vinden in de vorm van een bestaand gebouw in meer westelijke richting en dan niet tot op heffing over te gaan. Wanneer wij het zo ver laten komen dat de school opgeheven wordt, is het heel moeilijk die weer opnieuw op te richten, zoals de wethouder ook zelf toegeeft. Niemand heeft mij ervan kunnen overtuigen dat de school in meer westelijke richting niet meer mogelijkheden zou kunnen hebben. De heer DE GIJSEL: Naar aanleiding van hetgeen de wethouder heeft gezegd wil ik opmerken dat ik in de toelichting op het bewuste artikel meen te hebben gelezen dat er volgens het koninklijk besluit geen bijzondere omstandigheden aanwezig waren in dit soortgelijke geval om te zeggen dat het leerlingental terugloopt en dat daarom de school uit de berekening wordt genomen volgens welke de vergoeding wordt vastgesteld. Dat ik niet zou hebben aangegeven waar het bedrag vandaan gehaald moet worden vind ik een flauwe opmerking, het spijt mij wel. Wethouder BROEDERS: Die flauwe opmerking zal ik niet herhalen, maar het is natuurlijk wel een vrij harde zaak. Wanneer men bij de be grotingsbehandeling bepaalde uitgaven bepleit, moet men daaibij toch ook aangeven op welke wijze de begroting sluitend gemaakt zou moeten worden. Hij heeft verder gezegd dat volgens het koninklijk besluit het teruglopen van het leerlingenaantal geen motief is om voor de onthef fing in aanmerking te komen. Ik weet niet op welke school en welke situatie hij doelt, maar wanneer men dit zonder meer stelt is dat na tuurlijk duidelijk. Er moet sprake zijn van een combinatie van factoren die ertoe leidt dat een school in bijzondere omstandigheden komt te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 1054