2 DECEMBER 1969, 1061 ziet de ontplooiing van de jonge mens als een zeer urgente aangele genheid. Wij menen dat er in de nieuwe organisatievorm nog meer kansen liggen voor een goede ontwikkeling van de jeugdsector. De resultaten zien wij met vertrouwen tegemoet, hetgeen wij reeds heb ben gezegd bij de behandeling van de jeugdnota in 1968, en wij zijn het college en in het bijzonder de wethouder dankbaar voor het vele dat op het gebied van de jeugd is bereikt. Een belangrijke voorwaarde voor die goede ontwikkeling is de inbreng van de jeugd zelf. Die inbreng is onmisbaar, ja zelfs nood zakelijk, omdat anders de behoeften van de jongeren niet aan de ou deren overkomen, want mocht hierin een kortsluiting optreden, dan zijn de beslissingen van de advies- en beleidsorganen op zijn minst eenzijdig. Het verheugt onze fractie dan ook dat de jeugdadviesraad- nieuwe stijl spoedig gerealiseerd zal kunnen worden. In het algemeen wil ik toch voor één ding waarschuwen. Steeds meer worden de jongeren namelijk een object voor de commercie. Ik hoop dat zij dit zelf steeds tijdig zullen ontdekken, maar voor de lei dinggevenden ligt hier de zeer verantwoordelijke taak misstanden zo veel mogelijk te voorkomen of tenminste goede voorlichting te geven. Ik. hoop dat men in het beleid niet te voorzichtig zal zijn met experimenten die betrekking hebben op eigentijdse vormen van jeugd- en jongerenwerk. Onze fractie zal een positieve aanpak van dit deel van het jeugdwerk beslist toejuichen. Aangezien het onderwerp van de ruimtebiedende gelegenheden momenteel nog in studie is, lijkt het mij verstandiger vraag 263 op het ogenblik niet verder uit te diepen. Gezien de omstandigheden houden wij het kort. Met het nog maals uitspreken van onze waardering voor het gevoerde beleid wil ik er nu niet verder op ingaan, maar wij zullen dat alsnog gaarne doen wan neer daartoe binnenkort opnieuw gelegenheid bestaat. De heer BA YENS: Ik zal nu werkelijk heel kort zijn. Ik heb mevrouw jager en de heer Van Gastel horen pleiten voor een ludiek centrum. Wij zijn in de culturele werkgemeenschap ai zeker twee jaar bezig dit een beetje gestalte te geven maar, zoals mevrouw Ja ger ook heeft gezegd, telkens weer is het afgeketst op het ontbreken van een lokaliteit. Ik geef direct toe dat het een heel moeilijke ma terie is, maar toch zou ik het college willen vragen als het enigszins mogelijk is het tot stand komen van een ludiek centrum te bevorderen. Wethouder VAN BIJNEN: De stof die behandeld is is nogal om vangrijk en ik meen dat ik in overeenstemming met de beleefdheid handel wanneer ik eerst de vragen beantwoord die door mevrouw De Bonte per abuis in een vorige bespreking zijn gesteld, waarbij ik dan tegelijk de andere raadsleden wil betrekken die vragen hebben gesteld over de speeltuinen. Speeltuinen zijn nog van ouderwetse inhoud, de speelwerktui- gen zijn niet meer aangepast aan deze tijd. Er moet meer fantasie aan te pas komen, de speelwerktuigen moeten meer in roulatie komen door ze van de ene speeltuin naar de andere over te brengen. Sommige

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 1061