1066
2 DECEMBER 1969.
De heer Van Duijl kan ik nog zeggen dat Tuinzigt een heel
ander geval is dan Brabantpark en Doornbos. Tuinzigt staat op het in
vesteringsplan omdat wij dat zelf hebben gewild. Voor de andere ge
meenschapshuizen verlenen wij garanties en zullen wij de kapitaals-
lasten op ons nemen. Dat is dus een heel andere aanpak dan bij Tuin
zigt het geval is.
Ik wil ook nog even ingaan op de opmerking van de heer Van
Gastel dat er te weinig gebouwen zijn. In vrijwel de gehele stad zijn
besprekingen gaande over het tot stand brengen van gemeenschapshui
zen, zoals in de wijken Mariaveld, IJpelaar en Ginneken, in Brabant-
park en Heusdenhout, in Princenhage, in Wisselaar en ook in het win
kelcentrum van Hoge Vucht. Ik heb in een andere vergadering al eens
gezegd hoe dit allemaal in elkaar zit en dat wij spreken over gemeen
schapshuizen grote stijl en kleine stijl. De Topaasstraat bijvoorbeeld
was kleine stijl.
Ik ben het helemaal met de heer Van Gastel eens dat wij de
jeugd moeten laten meepraten, alleen ben ik van mening dat wij de
jeugd niet in een uitzonderingspositie behoeven te stellen. Jongeren
zijn ook burgers en zij behoeven geen bepaalde voorrechten te hebben,
Zij zijn doodgewone burgers die in alle opzichten moeten kunnen mee
praten, alleen zullen zij wat meer interesse hebben voor hun eigen be
langen en zijn zij misschien deskundiger als het om nieuwe opvattin
gen gaat.
De heer Kramer is het geloof ik helemaal eens met de gang
van zaken en ik dank hem voor zijn waarderende woorden. Hij heeft
gezegd te zijner tijd op dit onderwerp te zullen terugkomen. Die ge
legenheid zal zich ongetwijfeld voordoen, want in de tijd waarin wij
nu leven zal de jeugd steeds weer opnieuw onze aandacht vragen. Ik
ben ervan overtuigd dat hij dan zal spreken in dezelfde geest als hij
nu heeft gedaan.
Ik meen hiermee wel alle sprekers irn grossen Ganzen te heb
ben beantwoord. Het gebied is echter zo groot, dat men het mij niet
kwalijk moet nemen als er nog punten zijn waarop ik niet ben inge
gaan.
De VOORZITTER: Dames en heren. Ik verzoek u uzelf bij de
replieken echt de nodige beperking op te leggen, want inmiddels zit
ten wij in de kleine uurtjes van 3 december. Het wordt tijd, maar
vanzelfsprekend hebt u alle gelegenheid te zeggen wat u op uw hart
hebt. Wij moeten echter proberen te voorkomen dat het een begro-
tings-zesdaagse wordt.
De heer SPANJER: Ik zal mij beperken tot drie korte opmerkin
gen. De eerste is dat tegenwoordig algemeen de opvatting heerst dat
de speelplaatsen waarover wij hebben gesproken open moeten zijn,
dus geen afrastering moeten hebben. Verder stel ik vast dat de term
"bouwspeelplaats" in het verleden nogal wat verwarring heeft gesticht.
Wij moeten ervoor waken dit begrip niet te verwarren met de bouwwe
reld, want daar heeft het niets mee te maken. Tenslotte merk ik op
dat ik van de wethouder nog weinig heb gehoord over het probleem