18 DECEMBER 1969. 1100 Duijl, er op 23 januari 1970 een informatieve raadsvergadering zal plaatsvinden, waarin het gehele vraagstuk van het Hoogspoor en de daaraan verbonden consequenties in stedebouwkundig opzicht, alsme de de wegenproblematiek die daarmee verband houdt, aan de orde zal worden gesteld. De heer VAN DER WERFF: 's Middags of 's avonds? De VOORZITTER: Dank u wel, mijnheer Van der Werff. Het is de bedoeling de vergadering om 5 uur te doen beginnen. Wenst iemand over dit agendapunt het woord? De heer WOESTENBERG: Ik hoor dat dit in een commissie zal worden behandeld. Ik heb hierover nogal wat geschreven en stukken samengesteld, maar tot mijn spijt ben ik het in die papierlawine van zestig agendastukken - die ik eigenlijk veel te veel vind voor één avond - kwijtgeraakt. Toch wil ik over dit geval, waar de omgeving van de Belcrumweg en van de Tram- en Gasbrug bij betrokken is, iets naar voren brengen. Niet alleen die omgeving is daarbij betrokken, maar ook de mensen, ook de middenstanders die daar wonen. Omdat het in een commissie zal worden behandeld, zal ik wat korter zijn dan ik aanvankelijk van plan was, ik moet het ook voor de vuist weg doen. In die buurt woont, dat is u ook bekend, mijnheer de voorzitter, een aantal mensen die van jongsaf, zelfs van vader op zoon, een bedrijf hebben opgebouwd. Een groot bedrijf of een klein bedrijf, maar hoe dan ook, het zijn kleine zelfstandigen die het altijd goed hebben kunnen rooien. Deze mensen moeten straks dus verdwijnen. Tot nu toe bestond er via de saneringswet nog een prachtige gelegenheid om een klein pensioentje te krijgen, wanneer men zijn bedrijf wilde laten saneren, maar dat laat ik nu even buiten beschouwing. Er zijn echter ook mensen die net op de grens zitten en zich afvragen wat zij nu moeten doen. Moeten zij een nieuw bedrijf opzetten en bouwgrond gaan zoeken, met alle daaraan verbonden moeite en kosten? Er zijn ook mensen die er helemaal niet mee willen ophouden en die nog een leeftijd hebben dat zij opnieuw willen beginnen. Dat brengt echter grote kosten met zich mee en voor de betrokken wethouder zal het ook heel moeilijk zijn in alle gevallen apart de juiste maat te houden. Er zijn namelijk gevallen waarin men echt niet van plan is zijn bedrijfje op te geven, er zijn er ook die er half en half over hebben gedacht wanneer er nog een saneringsmogelijkheid was geweest. Die is nog niet helemaal weg, maar omgevormd tot een soort armenwetje, zoals vroeger. De V.V.D. zal dit misschien niet zoveel interesseren, maar ik ben wel bezorgd voor deze mensen, vooral voor de kleinere midden standers. Iemand die een groot bedrijf heeft opgebouwd zal misschien gemakkelijker kapitaal kunnen krijgen om elders in de gemeente of in een andere gemeente grond te kopen. De kleinere bedrijfjes zijn er echter ook mee gemoeid en ik wil speciaal aandacht vragen voor die mensen in de horeca-sector of in welke andere branche ook, dat is mij om het even, opdat zij van geval tot geval serieus worden benaderd en een eerlijke kans krijgen, zonder dat er een vaste lijn wordt getrokken,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 1100