18 DECEMBER 1969.
1106
In verschillende andere gemeenten is al een koopavond en daar zou
men het gedrag van het koperspubliek kunnen bestuderen. Ook dat is
niet overwogen, wat toch wel jammer is. Een ander punt dat men aan
de orde zou kunnen stellen is, dat zaken met duurzame gebruiksgoe
deren, bijvoorbeeld textielbedrijven en dergelijke, eerder voorstan
der van een koopavond zullen zijn dan, om maar iets te noemen, een
levensmiddelenzaak. Men zou dus ook weer aan een regeling kunnen
denken, waarbij de levensmiddelenzaken op de koopavond niet open
zijn. Ik ben mij er van bewust dat er dan meteen weer problemen rij
zen met gemengde bedrijven. Wanneer die wel open zijn, is het van
zelfsprekend dat die andere zaken vanwege de concurrentie ook geopend
moeten zijn. Dat zou dus moeilijkheden kunnen opleveren. Anderzijds
kan men stellen dat er op een koopavond dan toch ook voor die branche
belangstelling blijkt te zijn.
Zo zijn er tal van problemen, daar ben ik mij volledig van
bewust, ook zeer vele die ik niet heb genoemd. Ik heb deze voorbeelden
echter genoemd om te laten zien dat als men de winkeliers zonder meer
vraagt of zij voor of tegen een koopavond zijn, zij tegen zijn of geen
antwoord geven wanneer zij niet weten wat daarvan de gevolgen zijn.
Dit blijkt in elk geval niet uit de stukken, maar misschien kan de wethou
der daar straks nog iets meer over zeggen. Bovendien vind ik het een
beetje bedenkelijk dat er waarde wordt gehecht aan een enquête waar
op bijna de helft van de ondervraagden niet heeft geantwoord, die dan
bij de tegenstemmers worden gerekend. Uitgaande van de stelling "wie
zwijgt, stemt toe" zou men ze volgens hetzelfde rekensommetje ook
bij de andere kant kunnen tellen. Ik heb helemaal geen behoefte aan
rekensommetjes, maar ik wil alleen vaststellen dat dit geen serieuze
wijze van werken is met een enquête, althans niet met de resultaten
daarvan. Het gaat mij ook helemaal niet om het tellen van de neuzen.
Het gaat mij erom of men gezamenlijk tot een oplossing kan komen,
of er nu wel of niet een koopavond komt, die voor allen bevredigend is.
Nogmaals, dit zou best kunnen leiden, ook wanneer men veel breder
overleg had gepleegd, tot het besluit geen koopavond in te stellen,
maar dan in ieder geval op zeer duidelijke gronden. Die acht ik op
dit ogenblik niet aanwezig.
Een heel belangrijk punt, waarop ook door de vorige spreker
al is gewezen, vind ik verder - ik ben ervan overtuigd dat iedereen
dit belangrijk vindt - de opvattingen van het personeel. Die zijn voor
mij doorslaggevend. Daarbij moet de kanttekening worden gemaakt,
zoals hier en daar ook wel wordt gedaan, dat men zich moet afvragen
in hoeverre de vakorganisaties het winkelpersoneel inderdaad vertegen
woordigen. Volgens inlichtingen die ik heb gekregen zijn er bedrijven
waar nog geen 10°Jo van het winkelpersoneel georganiseerd is. Ik weet
niet of dit een bepaalde oorzaak heeft, maar dit zou een probleem
kunnen zijn bij het raadplegen van die organisaties. Afgezien echter
van de vraag of de organisaties voor of tegen zijn, kan ik mij heel
goed voorstellen dat het personeel, mede gezien de ervaringen met de
vijfdaagse werkweek en de op het eerste gezicht dreigende verlenging
van de arbeidstijd, "nee" zegt tegen de koopavond. Dat is volkomen
begrijpelijk. Wanneer het instellen van een koopavond voor het