18 DECEMBER 1969.
1108
bijzonder op prijs stellen wanneer er een nader onderzoek zou worden
ingesteld naar deze belangrijke materie, waarbij alle belanghebbenden
uiteraard moeten worden betrokken. Ik zeg nogmaals dat ik hoop dat
de wethouder mij bepaalde punten, bijvoorbeeld of het personeel in
zijn geheel er niet op achteruit gaat, duidelijk zal kunnen maken. Wel
licht kan ik mij dan met het voorstel verenigen, maar dan zal ik het
heel duidelijk moeten horen, want uit het stuk komt dit niet naar voren.
De heer VAN DER WERFF: Voor een historicus is de vorige spre
ker toch wel uitzonderlijk kort van memorie. Het dossier over de koop
avond, waarover ons een preadvies is voorgelegd, staat al een paar jaar
open. Experimenten zijn er legio geweest en enquêtes evenzeer. Bij de
behandeling van de begroting voor 1969 heb ik een zeer duidelijk beroep ge
daan op de middenstandsorganisaties om tot een Koopavond ie komen,
terwijl ook bij vele andere gelegenheden door anderen - ook van andere
politieke partijen - de koopavond als mogelijkheid is genoemd om de
stad Breda althans één avond per week extra te verlevendigen en een
extra zuigkracht te geven.
Wij hebben echter de overtuiging dat wanneer mensen iets doen,
zij dit in vrijheid moeten kunnen doen. Wanneer nu uit diverse enquêtes
blijkt dat de ondernemers, groot en klein, er in meerderheid niet voor
voelen, wanneer blijkt dat ook de werknemersorganisaties - die ook vrij
zijn in dezen - er niet voor voelen, dan zal men zich daarbij moeten
neerleggen. Wij hebben indertijd uitdrukkelijk gezegd - ik heb daar
nog over gediscussieerd met mevrouw Stockmann - dat het natuurlijk
nooit de bedoeling kan zijn het arbeidstijdenbesluit elastisch te behan
delen. Wanneer de afnemers, de consumenten dus, niet meer zullen
mogen en willen betalen - mogen in verband met het economisch prijs-
besluit, willen omdat men daar gewoon niet voor voelt - dan is mijns
inziens de enige oplossing dat men zich neerlegt bij een democratisch
besluit op basis van enquêtes.
Het is mij overigens niet duidelijk waarom de vorige spreker
de resultaten van de enquête van de Kamer van Koophandel in twijfel
trekt, terwijl hij zelf loze bemerkingen uit over het gaan naar Etten-
Leur, Roosendaal of Oosterhout. Die beweringen kan hij namelijk niet
met bewijzen staven, hoewel er wel onderzoekingen naar zijn verricht.
De heer WOESTENBERG: Omdat daarover niets staat in de diverse
statistieken.'
De heer VAN DER WERFF: Dat kan men niet uit statistieken ha
len. Daarvoor moet men aan de grenzen van Oosterhout enz. gaan staan
turven en dat geef ik u te doen, gaat u daar maar met de winkeliers pra
ten.' Dat heb ik gedaan.
De heer WOESTENBERG: Het personeel durft daar geen mening
over te geven.'
De heer VAN DER WERFF: Hoe het ook zij, ik meen dat de be
langhebbenden hier een duidelijk advies hebben gegeven. Hoewel wij