1109 18 DECEMBER 1969. als V.V.D.- fractie in beginsel van mening zijn dat een koopavond een goede zaak zou zijn voor Breda, geloven wij, dat daar de belang hebbenden er grosso modo op dit moment geen brood in zien, wij dit niet van hen mogen vergen. De heer SPANJER: Zonder nu een oordeel te willen vellen over de argumenten voor en tegen, van welke kant die ook mogen komen, is het mijns inziens toch wel duidelijk dat een koopavond een feitelij ke onmogelijkheid wordt, gezien de standpunten en de aantallen van de groepen die er tegen zijn. Verder geloof ik dat wij hierin als ge meentebestuur maar één taak hebben, namelijk te oordelen over een ontheffing van de winkelsluitingswet. Wij kunnen onmogelijk de ver plichting opleggen aan de winkeliers hun bedrijven open te stellen, zodat, ook al is de meerderheid van de gemeenteraad voor het instel len van een koopavond, dit toch nooit uitvoerbaar is. Mijns inziens ligt hier in de eerste plaats een taak voor de contactcommissie voor de middenstand en grootwinkelbedrijven om een beter onderzoek in te stellen en met een betere argumentatie bij het college te komen. De heer DE GIJSEL: Blijkens het door de Kamer van Koophandel uitgebrachte rapport heeft de enquête, naast de in bijlage 377 genoem de cijfers, ook cijfers genoemd van de in de binnenstad gevestigde win kelbedrijven. Voor het voetgangersdomein zijn deze cijfers de volgen de: geënquêteerd 486 bedrijven, waarvan 93 voor, 246 tegen en 147 geen antwoord. Wanneer men de bedrijven zou moeten noemen die van een eventuele openstelling op vrijdagavond het meeste profijt hebben, zouden het juist deze bedrijven in de binnenstad zijn. Het blijkt echter dat juist hier 70% van de bedrijven er geen prijs op stelt. De voornaamste reden die mijns inziens hiervoor kan worden aangewezen is de grote kostenstijging die van deze openstelling het gevolg zal zijn, waarbij ik denk aan lonen, verlichting, verwarming, en dergelijke. Hier tegenover staat, zoals in andere plaatsen reeds is gebleken, geen belangrijke toename van de omzet waardoor deze kos ten zouden worden genivelleerd. Mijns inziens moet dit worden gezien als de belangrijkste reden dat deze winkelbedrijven niet geporteerd zijn voor een wekelijkse koopavond op vrijdag. Dat de huisvrouwenverenigingen in het algemeen een koopavond op prijs stellen kan ik mij voorstellen, maar ik heb evenzeer begrip voor het standpunt van de werknemersorganisaties. Ook ben ik van me ning dat het consumentenbelang niet in gevaar komt. De middenstand verleent voldoende service, meer dan diverse diensten en instellingen, die bovendien de mogelijkheid hebben de gestegen kosten op allerlei wijzen op de consument te verhalen. Ik meen dat het overgrote deel van de middenstand is ingenomen met het standpunt van het college, hetgeen ik ook persoonlijk gaarne onderschrijf. De heer KRAMER: Ik geloof dat dit voorstel zo duidelijk is dat wij er heel kort over kunnen zijn. Ik heb waardering voor het voorstel, omdat het wel degelijk serieus bekeken is, hetgeen duidelijk wordt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 1109