18 DECEMBER 1969. 1112 gevoerd. Wij hebben hen aangeraden zich ook eens in andere plaatsen te oriënteren en de rapporten te lezen en ons dan hun mening te laten weten. Wij hebben namelijk het gevoel dat, wanneer wij met een koopavond beginnen, de ondernemers het zelf moeten willen. De raad kan niet meer doen dan een ontheffing verlenen, wij kunnen niets op leggen, zoals de heer Spanjer heeft gezegd. Wanneer wij een onthef fing verlenen en enkele ondernemers zouden ermee beginnen, dan heeft dat inderdaad een "aanzwengelend" effect op de anderen, die dan noodgedwongen moeten meegaan omdat zij anders achterblijven in de concurrentie. Dat erkennen wij ook. Kortom, het vraagstuk is, zoals de heer Von Schmid heeft gezegd, bijzonder complex. Ik wil er de heer Von Schmid wel op attenderen dat er in deze raad al ver schillende keren over is gesproken en dat er ook vrij bewogen verga deringen zijn geweest in deze kringen, waarover grote artikelen in de pers zijn verschenen van voor- en tegenstanders. In die vergaderingen is vrij hevig gedebatteerd en ik geloof dus dat het vraagstuk al gerui me tijd in de belangstelling staat. Wanneer de heer Von Schmid dan vraagt wat die enquête van de Kamer van Koophandel voor waarde heeft, dan moet ik hem antwoorden dat de Kamer van Koophandel in ieder geval door het college moet worden gehoord. Het lag onzes in ziens dan ook in de rede die enquête door de Kamer van Koophandel te laten verzorgen. Wanneer de heer Von Schmid dan meent dat men het niet goed gedaan heeft - ofschoon hij niet duidelijk aangeeft waar men zou hebben gefaald - is hij bij ons aan het verkeerde adres, want dit verwijt zou hij via het college tot de Kamer van Koophandel moe ten richten. Zijn opmerking dat degenen die niet hebben gereageerd bij de tegenstanders zijn geteld zal ik niet bestrijden, maar zelfs wanneer men die helemaal buiten beschouwing laat ziet men dat de groep die positief gereageerd heeft bijzonder klein is ten opzichte van de tegen standers. Overigens geloof ik dat na alles wat erover te doen is geweest men in kringen van middenstand en grootwinkelbedrijf voldoende op deze zaak geattendeerd is en ik geloof dat men, wanneer men belang stelling had, wel de moeite had kunnen nemen even te laten weten hoe men erover denkt. Aan de andere kant zal het natuurlijk ook bij zonder moeilijk zijn alle meningen precies te peilen en ik heb toch wel waardering voor hetgeen de Kamer van Koophandel in dit opzicht geprobeerd heeft te doen. Men heeft dat zo serieus mogelijk gedaan, maar dat men helemaal geslaagd is zou ik bepaald niet durven zeggen. De vraag van de heer Von Schmid gaat echter nog verder, die strekt zich ook uit tot de consument. Wanneer men die meningen wil peilen bereikt men via de consumentenorganisaties natuurlijk ook maar een zeer gering deel. Daarvoor zou men eigenlijk een enquête moeten houden onder alle inwoners van de stad. In een der grote steden gebeurt dit op het ogenblik en het college volgt die ontwikkeling uiteraard met belangstelling. Wij wagen echter te betwijfelen of het verstandig zou zijn alle inwoners van alle steden te vragen hoe zij over een koopavond denken. Gezien de standpunten van al degenen die gehoord zijn advi seren wij de raad in Breda op dit moment afwijzend te beschikken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 1112