1113 18 DECEMBER 1969. Natuurlijk laten wij daarbij de mogelijkheid open dat wanneer zich nieuwe omstandigheden voordoen en nieuwe inzichten ontstaan, waar door het instellen van een koopavond ook in Breda voor de hand zou liggen dan is het college daar geen tegenstander van, zoals men uit zijn opstelling reeds zal hebben begrepen. Ik wil niet zeggen dat men dan unaniem voor moet zijn, maar wij zouden wel graag zien dat die wens gedragen werd door Breda zelf, om het zo maar eens te zeggen. De heer Von Schmid heeft verder gezegd dat de opvatting van net winkelpersoneel voor hem doorslaggevend is en dat ook het winkel personeel persoonlijk zou moeten worden geënquêteerd. Ik kan die op vatting wel volgen, maar ik geloof ook dat de heer Von Schmid zich hier mee heel wat op de hals haalt, door het onderzoek en naar de onderne mers, en naar de consument en naar alle werknemers uit te strekken. De onderzoekingen die nu zijn verricht zijn dan misschien niet helemaal volledig, maar geven toch een vrij goede indruk van de toestand op dit moment. Een dergelijk uitgebreid onderzoek zou bovendien zoveel tijd vergen, dat het verzoek - dat toch al vrij lang in behandeling is geweest - nog veel langer zou blijven liggen en ik geloof dat wij op dit moment aan de hand van de onderzoekingen die zijn verricht een verantwoorde beslissing kunnen nemen. Ik wil hier nog iets aan toevoegen over het personeel. De heer Woestenberg wijst erop dat dit personeel een slechte c.a.o. heeft, ter wijl de heer Von Schmid heeft gezegd dat er een compensatie moet zijn. In de regeling is inderdaad een compensatiemogelijkheid opgeno men, in die zin dat voor de koopavond een compensatie kan worden verleend van 50°]o, die in tijd en in geld kan worden gegeven. Ook voor de werktijd is er een regeling, die ligt vast in het arbeidstijden besluit. Ik blijf er op dit moment buiten of deze regelingen voor het personeel voldoende zijn. Ik geloof dat ik de heer Van der Werff na deze uiteenzetting niet meer behoef te beantwoorden, omdat ik het antwoord op zijn vragen in het totaal heb meegenomen. Hij heeft gezegd dat het dossier al lang openstaat, daar heb ik ook op gewezen. De heer Spanjer heeft zeer terecht gezegd dat wij de mogelijkheid hebben ontheffing te ver lenen, maar dat wij geen verplichting kunnen opleggen. Voor bepaalde zaken zal het wel goed kunnen zijn en voor andere niet, aldus de heer Von Schmid, maar wanneer wij zouden besluiten een koopavond in te stellen zou dit door het bedrijfsleven zelf kunnen worden georganiseerd. Het zou mogelijk kunnen zijn dat bepaalde zaken zo'n avond wel open zijn en andere niet, maar - ik signaleer dat voor de volledigheid - de indruk bestaat wel dat men vindt dat men open moet zijn wanneer een andere zaak ook open is. Ik kan mij dat ook wel voorstellen. De heer De Gijsel onderschrijft het standpunt van het college en hij wijst ook op het gevaar van kostenstijgingen waardoor de con sumentenbelangen in gevaar zouden kunnen worden gebracht. Het is mogelijk dat ook de consumentenbelangen bij het veranderen van het leefpatroon een andere benadering vragen en wat de kosten betreft zou ik - dit ook aan het adres van de heer Von Schmid - willen opmer ken dat wij, wanneer wij bepaalde dingen op bepaalde tijden willen,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 1113