18 DECEMBER 1969. 1116 ourgemeester en wethouders voorstellen dit te doen of niet te doen, uit het feit dat dit preadvies als punt 17 op de agenda staat maak ik op dat men het op den duur toch van plan is en dat is volgens mij in het nadeel van het winkelpersoneel, dat toch al een zesdaagse werkweek heeft, waarbij men van elke dag kan zeggen: is de dag niet lang ge noeg? De heer Spanjer heeft heel dubbelzinnig gezegd dat niemand zijn zaak open hoeft te houden. Ik zou het om willen draaien en herhalen wat de wethouder heeft gezegd: wanneer enkele zaken open zijn, voor al de supermarkten en grootbedrijven, dan zijn de kleine zaken er wel toe verplicht, want die moeten om de concurrentie denken. Men kan niet, zoals de heer Spanjer doet, stellen dat niemand ertoe verplicht is. Het omgekeerde kan men wel stellen. Wanneer men zich houdt aan de win kelsluitingswet moeten alle zaken dicht zijn en dan is het winkelperso neel, de werknemers dus, automatisch vrij. Dan kunnen die mensen ook met de benen over elkaar languit bij de televisie zitten, maar dat willen de liberalen geloof ik niet. De heer VAN LOON: Ik wil u voorstellen, mijnheer de voorzitter, de heer Woestenberg de stukken voortaan aangetekend toe te zenden. De heer WOESTENBERG: Dan moeten ze er wel alles in doen, mijnheer Van Loon.' En verder. De VOORZITTER: Mijnheer Woestenberg, het is beter dat u even ophoudt. Wethouder BROEDERS: Er is nauwelijks nog sprake van een koop avond, maar op een paar punten wil ik toch nog wel antwoorden. Ik wil de heer Woestenberg nog eens heel duidelijk zeggen hoe de zaken ervoor staan. Het college stelt de raad voor niét over te gaan tot het instellen van een koopavond in Breda. Wanneer te zijner tijd de opvat tingen daaromtrent zouden veranderen, zal dit ter beslissing aan de raad worden voorgelegd en bij die gelegenheid kunnen alle voor- en tegen standers weer uitvoerig vertellen hoe zij erover denken. Naar aanleiding van de onderlinge beantwoording van enkele leden wil ik slechts één ding opmerken. De heer Von Schmid heeft gezegd dat ik eindelijk de kans heb gekregen iets te vertellen omdat hij een paar vragen heeft gesteld. Misschien is ons gebrek dat wij be kend veronderstellen wat bij vroegere gelegenheden is verteld. Mis schien maken wij wel de fout dat wij vaak dingen bekend veronderstel len die de raad bekend kunnen zijn, maar die blijkbaar niet helemaal zijn overgekomen. Het is mogelijk dat wij nog uitvoeriger moeten zijn dan wij vaak al zijn, maar dat zou dan nog meer tijd in beslag nemen van de raadsleden. Verder geloof ik dat ik over het voorstel zelf niets meer behoef te zeggen. De VOORZITTER: De beraadslagingen zijn gesloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 1116