112 13 MAART 1969 Worden voer kennisgeving aangenomen. 2,. MEDEDELING INZAKE DE VERMELDING VAN DE NAMEN VAN EREBURGERS IN HET GEMEENTEHUIS. De heer QUADEKKER wil bij deze mededeling van burgemeester en wethouders iets langer stil staan dan voor hem te doen gebruikelijk is. Hij deelt mede gemachtigd te zijn het standpunt van de gehele K.V.P. - fractie weer te geven. Dit standpunt is dat zij niet akkoord gaan met de argumentatie van deze mededeling. Namens een gedeelte van de fractie kan hij nog verklaren dat dezen ook niet akkoord gaan met de afwijzing, die uit de mededeling te lezen is. Met spreker wensen zij de deur open te houden en het college van burgemeester en wethouders te houden aan de toezegging, dat wanneer hen een uitvoerbaar voorstel bereikt, zij dit willen bezien, al zou dat dan eerst zijn als het nieuwe stadhuis gebouwd is. Op de derde plaats wil hij zijn persoonlijke mening, die wat minder genuanceerd is, weergegeven. Hij begrijpt niet, hoe een college dat zichzelf respecteert ermede akkoord kan gaan, dat een dergelijk stuk de raad in de openbaarheid wordt voorgelegd. Persoonlijk kan hij er zelfs geen vrede mee hebben, te wachten tot er een nieuw stadhuis komt. Er wordt tegenwoordig toch al overal tegenaan geschopt en er wordt over al al zoveel omver gesmeten, dat hij van oordeel is, dat op een zinnige suggestie van de raad een zinnig antwoord verwacht mag worden en zeker als het om ereburgers gaat. De VOORZITTER wil namens het college van burgemeester en wethou ders mededelen, dat ook zij niet erg gelukkig zijn met de argumentatie van het betrokken stuk. Eerlijkheidshalve wil hij eraan toevoegen dat de juiste tekst van de mededeling het college ontgaan is. Het standpunt van het college van burgemeester en wethouders had bepaald wel beter geargumenteerd kunnen worden. Nu de heer Quadekker zo duidelijk het respect van het college in het geding brengt, wil spreker van zijn kant namens het college verklaren dat met deze mededeling het respect voor de ereburgers in het geheel niet in het geding komt. Mocht deze opvatting bij de raad bestaan, dan is dat zeker ten onrechte. De grote onderscheiding, die het ereburger schap van Breda inhoudt, moet uiteraard respect afdwingen en moet ook gehonoreerd worden. Spreker is van mening dat het college van burgemeester en wethouders daarvan ook in het verleden bij verschillende gelegenheden duidelijk blijk heeft gegeven. Wat echter nu aan de orde is, is de argumentatie van deze mededeling. Indien door de tekst van de laatste alinea de indruk mocht zijn gewekt dat het door het college ingenomen standpunt mede bepaald werd, door de eventueel aan de uitvoering verbonden kosten, dan kan spreker verklaren dat dit zeer zeker niet het geval is geweest. Essentieel is de vraag, toont men respect voor deze ereburgers en wordt er een zinvolle betekenis aan het instituut van het ereburgerschap toe gekend door hun foto's in de raadzaal of in het stadhuis op te hangen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 112