113 13 MAART 1969 Het college van burgemeester en wethouders is van oordeel dat, met se handhaving van de reële betekenis van het ereburgerschap, de vermel ding van hun namen in steen of hout, in deze tijd niet meer als zin vol ervaren wordt. Dat is de reden waarom het college gemeend heeft geen voorstel ter zake aan de raad te moeten doen. Wanneer echter a; op enigerlei wijze, hetzij in het oude stadhuis, hetzij in het nieuwe, hi een acceptabele vorm gevonden zou kunnen worden, dan zal deze ei door het college van burgemeester en wethouders zeker in overweging zi worden genomen en hij acht het beslist niet uitgesloten dat dan een it voorstel aan de raad zal worden gedaan. ir Ten slotte is het ook nog mogelijk dat de raad zelf een voorstel ter a: zake indient. v; Spreker heeft er wel zijn gedachten over laten gaan of de vermelding van de ereburgers in de archieven van de gemeente Breda wel op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. hi Hij wil de raad en in het bijzonder de heer Quadekker graag toezeggen, het college in overweging te geven de archivering van de ereburgers in de vorm van een fraai album te doen verzorgen. d, v, De heer QUADEKKER stelt, dat als hij de voorzitter goed begrepen H heeft, de korte mededeling zoals die aan de raad is voorgelegd, qua r inhoud aan de aandacht van het college ontsnapt is. Als hij de voor- g, zitter verder goed begrepen heeft staat het college wel open voor S suggesties - die eventueel uit eigen boezem, zo die al mogen komen, n of die hen uit de raad zouden bereiken - om in het oude of in het j! nieuwe stadhuis toch iets te vinden om deze ereburgers op een waardige q wijze te eren. Als hij dit goed interpreteert, is hij misschien waar hij q zijn moet. n De VOORZITTER vraagt de heer Quadekker dit dan goed te inter- preteren. Hij heeft eerlijk erkent dat ook het college van burgemeester én wethouders niet erg gelukkig is met de argumentatie van de mede deling en dat het vanzelfsprekend openstaat voor iedere goede suggestie en indien een dergelijke suggestie uitvoerbaar is, deze vanzelfsprekend tl aanvaard zal worden. Hij meent dat dit de enige en juiste uitleg van q zijn betoog is. v e De heer VAN DER ZWAN deelt mede dat dit voorstel in het senioren- cj convent besproken is en dat men het niet nodig vond tot een voorstel te komen, omdat de technische uitvoering van afbeeldingen, portretten of iets dergelijks, samenhangend met de inrichting van het stadhuis, v in de ogen van de aanwezigen geen genade kon vinden. v Hij is het met de heer Quadekker eens dat, als er een nieuw stadhuis b zou komen en dit zich daartoe beter zou lenen, er dan in ieder geval e iets aan de vermelding van de ereburgers zou moeten worden gedaan. v Het respect voor de ereburgers, waar de heer Quadekker over gesproken i heeft, was bij het college inderdaad aanwezig, de zaak is alleen op de d technische uitvoerbaarheid gestrand. Het verbaast hem echter wel dat S de heer Quadekker namens de gehele fractie heeft gesproken, daar c naar hij meent ook de heer van Loon bij de vergadering van het e

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 113