114 13 MAART 1969 seniorenconvent aanwezig was. De heer KROON meent dat het weinig zin heeft datgene, dat in het seniorenconvent besproken is, weer naar voren te brengen. Maar in aansluiting op hetgeen door de heer van der Zwan gezegd is, wil ook hij verklaren, dat afgezien van de technische uitvoerbaarheid men het er in het seniorenconvent over eens was, dat het vandaag de dag niet zinvol meer is en het ook in het huidige tijdsbestel niet meer past om, met alle respect voor de ereburgers, hun namen te gaan inbeitelen in brons of marmer. Naar zijn mening kan hieraan ook wel op een andere wijze gestalte gegeven worden bijvoorbeeld door het verzorgen van een album. De heer MELZER verklaart namens zijn fractie dat men geen behoefte heeft aan een Pantheon in Breda. De heer VAN LOON wil om alle misverstanden te voorkomen stellen, dat zijn fractie hoofdzakelijk bezwaar heeft tegen de argumentatie van deze mededeling en naar hij meent terecht. Hij is het met de andere fractievoorzitters eens, dat tijdens de bespre king van deze zaak in het seniorenconvent, de in de mededeling geargumenteerde kosten, nauwelijks aan de orde zijn geweest. Spreker zegt dat alle mogelijkheden die er waren, doorgesproken zijn, maar dat men van mening was, dat de ter tafel gebrachte mogelijkheden in het huidige tijdsbestel niet zinvol meer waren. Hij bevestigt dat de heer Quadekker namens een gedeelte van de fractie juist gesproken heeft, waar hij gezegd heeft, dat indien er mogelijk in de toekomst nog zinvolle oplossingen naar voren zouden worden gebracht, het college van burgemeester en wethouders deze dan in overweging zou moeten nemen. Spreker meent dat hiermee de zaak tot haar juiste proporties is teruggebracht. De heer VAN DE MEERENDONK meent dat het instituut van ereburgers toch niet iets van de laatste decennia is. Als men werkelijk in het stad huis hetzij in het oude, hetzij in het nieuwe, de ereburgers wil gaan vereeuwigen, dan zou men ook verdienstelijke burgers uit vroeger eeuwen posthuum moeten vereeuwigen en dat wordt, naar zijn mening, dan toch wel een heel moeilijke zaak. De VOORZITTER zegt in zijn beantwoording met opzet de argumentatie van het seniorenconvent, daar hem dit minder zou passen, te hebben vermeden. Hij is het volkomen eens met degenen, die verklaard hebben, bezwaren te hebben tegen de argumentatie, zoals die door burgemeester en wethouders in het stuk is weergegeven. Hij meent over die argumentatie voldoende te hebben gezegd, maar wil er nog aan toevoegen, dat deze inderdaad zeer minimalistisch gesteld is. Hij neemt aan dat men het daarover volkomen eens is. Spreker zegt nogmaals toe dat zinvolle suggesties ten alle tijde in overweging zullen worden genomen en dat het college van burgemeester en wethouders daar zeer positief tegenover zal staan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 114