119 13 MAART 1969 Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten» 9. VOORSTEL TOT HET INTREKKEN VAN HET BESLUIT TOT VERKOOP VAN GROND NABIJ DE OVERAKKERSTRAAT AAN DE STICHTING BEJAARDENHUISVESTING BREDA OP HUMANISTISCHE GRONDSLAG» 10» VOORSTEL TOT UITBREIDING VAN HET AANTAL UREN VAKONDER WIJS OP DE BIJZONDERE B. L. O. -SCHOOL VOOR LICHAMELIJK GEBREKKIGE KINDEREN. 11. PREADVIES OP DIVERSE VERZOEKEN VAN SCHOOLBESTUREN OM MEDEWERKING OP GROND VAN HET BEPAALDE IN ARTIKEL 72 DERLAGER-ONDERWIJSWET 1920. Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten. 12. PREADVIES OP HET VERZOEK VAN HET CENTRAAL BUREAU VAN "SOBRIÊTAS" OM EEN SUBSIDIE IN DE KOSTEN VAN WEDSTRIJDEN INZAKE VRIJE EXPRESSIE OP DIVERSE SCHOLEN. De heer BAYENS gaat met het voorstel als zodanig akkoord, maar over de argumentatie wil hij toch enkele opmerkingen maken. Met het onder punt 1 genoemde gaat hij akkoord. Door het subsidiëren van bedoelde wedstrijden zou inderdaad een precedent worden geschapen. Het tweede punt is naar zijn mening aanvechtbaar, namelijk dat door inwilliging van het verzoek het gemeentebestuur een standpunt zou gaan innemen, dat van invloed zou kunnen zijn op de beslissing van de schoolbesturen. Ook al zou het door "Sobriëtas" gevraagde subsidie worden verleend,, ligt volgens spreker de beslissing over het al of niet deelnemen geheel bij de scholen zelf. In het derde punt wordt onder meer aangevoerd:"Het deelnemen van de scholen is ons inziens enerzijds afhankelijk van de toestemming van de betrokken onderwijsinspecteur". Spreker meent zeker te weten dat de onderwijsinspecteur hiermee niets van doen heeft. De beslissing ligt geheel bij de eventueel deelnemende scholen en deze behoeven daarvoor beslist geen toestemming aan de inspecteur te vragen, terwijl ook de kosten uiteraard geheel uit de vergoeding ex artikel 101 zouden moeten worden bestreden. Spreker verzoekt dan ook om, indien eventueel weer een dergelijk verzoek wordt ingediend, een andere argumentatie te geven. Wethouder BROEDERS zegt graag bereid te zijn de suggesties van de heer Bayens - indien dit nodig mocht zijn - over te nemen. Maar meent toch te mogen stellen, dat de argumentatie onder punt 1 en in het tweede gedeelte van punt 3 voldoende is. Hij neemt aan dat men elkaar met deze argumentatie volledig gevon den heeft en dat èn het standpunt èn de argumentatie met betrekking tot het standpunt volkomen op elkaar aansluiten. Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 119