124
13 MAART 1969
verdeling van de voor de levensmiddelensector beschikbare oppervlakte
in dit winkelcentrum heeft plaatsgevonden en dat het derhalve" in dat
stadium weinig zin had een nader gesprek over een vestiging te hebben.
Als pleister op de wonde, wordt echter wel medegedeeld, dat mocht er
een verandering optreden, een mogelijke vestiging van Coöp.-Brabant,
mede in overweging zal worden genomen. Aan de hand van het dossier
zou spreker nog meer in details kunnen treden, maar hij meent te mo
gen stellen dat het, het college van burgemeester en wethouders niet
zal verwonderen, dat de belanghebbenden - en dat zijn over de
honderden leden van de Coöp., die in en nabij de Hoge Vucht wonen -
allerminst gelukkig zijn met deze gang van zaken. Indien men opzet
telijk een zaak zou willen afwimpelen - spreker stelt met nadruk, dat
hij niet gelooft, dat dit in deze kwestie het geval is - dan is deze wijze
van handelen zeer geëigend om een gegadigde uit te schakelen. Spre
ker is dan ook van mening, dat in de toekomst een belanghebbende
tijdiger moet worden ingelicht en zeker wanneer, zoals in dit geval,
in mei 1965 bericht wordt, dat men als gegadigde genoteerd staat.
Het nalaten van een bericht, maakt een officiële mededeling tot een-
aanfluiting en geeft alle reden tot ergernis, zoals deze nu in vergade
ringen en perspublikaties geuit wordt.
Het standpunt van het college dat zijn bemoeiing met bouw en toe
wijzing van winkelcentra beperkt is, kan spreker volledig onderschrijven.
Hij meent dat het een goede zaak is, dat er ruimte blijft voor parti
culier initiatief en zeker als men ook de risico's moet dragen. Dit
houdt echter in dat aanvraagster, in casu de Coöp., dan recht had in
een vroeger stadium bericht te krijgen. Spreker vraagt zich ook af
of in gevallen als deze, waarbij een zeer"groot aantal belanghebbenden
betrokken is, te weten de leden van de coöperatie er geen recht op
hebben, dat door de overheid met hun belangen rekening wordt gehouden.
Als er plaats is voor verschillende bedrijfsvormen en wel voor 4 super
markten, dan is het hem niet duidelijk dat er geen plaats zou zijn
geweest voor deze coöperatiedie mede ten doel heeft haar leden een
aandeel te geven in de overschotten van die vereniging, zulks naar
rato van hun afname. Spreker meent dat dat in deze dure tijd voor vele
mensen met bescheiden beurzen een belangrijk gegeven is. Als hij goed
is ingelicht zou men juist om die reden in naburige, wat grotere ge
meenten, doelbewust ruimte voor een vestiging van de Coöp. hebben
gemaakt.
Hij is zeer erkentelijk voor de mededeling dat de Coöp. eerste gegadig
de is, indien er voor een 5e supermarkt plaats zou zijn. Hij zou het
echter nog meer op prijs stellen - te meer daar hij niet door de Coöp.
zelf, maar door de leden benaderd is - indien het college in de toe
komst zijn standpunt in die zin zou wijzigen, dat naast ruimte voor
articulier initiatief, onder het beding van een brancheverdeling, de
elangen van de leden veilig worden gesteld door een beding van ruim
te te stellen voor een bedrijfsvorm als een corporatie. Als het voor
stel wordt aangenomen, zal dit de Coö'p.-Brabant worden toegezonden,