126
13 MAART 1969
meer hebben plaatsgevonden dan verzoekt hij het college, de oplossing
van het branchepatroon alsnog aan een kritisch onderzoek te onderwer
pen, zodat toch in dit geval een voor alle betrokkenen bevredigende
oplossing kan worden gevonden.
Wethouder VERMEULEN wil een poging wagen om de door de heer
van Banning geschetste, bijzonder onbevredigende administratieve
gang van zaken, althans enigszins en mogelijk geheel te redresseren.
Spreker deelt mede dat er op dit moment al aanvragen voor vesti
gingen in het winkelcentrum Haagse Beemden zijn binnengekomen.
Iedereen, die denkt misschien wel eens ooit belangstelling voor een
vestiging te hebben, is geneigd zich hiervoor te vroeg aan te melden.
Dit nu is ook het geval geweest met de Coöp.-Brabant, die zich op
11 mei 1965 kandidaat gesteld heeft voor een vestiging in het winkel
centrum Hoge Vucht.
De heer van Banning zal, meent spreker, willen aannemen dat het
niet wel mogelijk is, dat al deze brieven door het college van burge
meester en wethouders worden beantwoord. In het kader van de taak
verdeling is het op zich toch een vrij eenvoudige zaak, dat wanneer
iemand zich aanmeldt voor een vestiging in een nog niet gecreëerd
centrum, de dienst van openbare werken daarop antwoordt en betrok.-
kene mededeelt dat hij als gegadigde voor een vestiging genoteerd
is. Dit impliceert echter niet dat men ook op een vestiging in dat
centrum mag rekenen.
De gevolgde procedure is voor buitenstaanders een misschien wat onbe
grijpelijke gang van zaken. Maar als men weet dat er veel gegadigden
waren, er in 1965 nog geen belegger was en dat men eerst tot een goede
verdeling kan komen in samenspel met de belegger, dan is het, meent
spreker, duidelijk dat men eigenlijk pas op het laatste moment tot
verdeling van de beschikbare ruimten en de toewijzing daarvan aan
de betrokken bedrijven kan overgaan. Bij de toewijzingen in het
winkelcentrum Hoge Vucht heeft zich het volgende voorgedaan.
In het branchepatroon, dat mede werd opgesteld door het C.O.M.
was gedacht aan de vestiging van 4 supermarkets, twee van een heel
grote omvang, dat zijn in dit concrete geval Albert Heijn en de
Gruyter - deze beide supermarkets zijn in hun opzet belangrijk gro -
ter, dan de Coöp. zich voorstelt in dat winkelcentrum te realiseren -
en daarnaast twee kleine supermarkets, waarvan de een gerealiseerd
wordt door een grote Bredase firma namelijk de Végé en de andere
is de Vivo - I.F.A.
Spreker vindt het een redelijk verlangen als men zegt, zou het toch
niet gewenst zijn, dat een distributievorm als de Coöp. ook een
kans zou krijgen zich daar te vestigen.
Maar het is een andere zaak of de overheid als zodanig ter zake
dwingende voorschriften moet maken. Men kan daarover van mening
verschillen.