128 13 MAART 1969 Spreker kan voor zichzelf - en naar hij meent ook het college van burgemeester en wethouders - niet meegaan met de opvatting, dat de overheid in welke vorm dan ook, hetzij door het vaststellen van vestigingsvoorwaarden, hetzij op andere wijze, derden te dwingen, een speciale, door de overheid aan te wijzen, vestiging te realiseren. Hij zou zich hoogstens kunnen voorstellen, dat de overheid zo ver zou kunnen gaan, dat men een stuk grond reserveert, dit aan de Coöp. verkoopt en daardoor voor de Coöp. de gelegenheid schept daarop een winkel te gaan exploiteren Maar het gaat hem beslist te ver, als door de overheid tegen derden zou worden gezegd, welke vesti gingen in een bepaald winkelcentrum gerealiseerd moeten worden. De overheid zou daardoor op een stoel gaan zitten, waarop zij be slist niet thuishoort. De heer de Gijsel, die gesproken heeft over het C.I.M.K. en het C.O.M. - de voorganger van het C.I.M.K. - wil spreker antwoor den, dat er inderdaad ter zake van dit winkelcentrum een bijzonder nauw overleg met deze instelling heeit plaatsgehad. Men heeft zelfs aan tafel gezeten met het landelijk orgaan van de middenstand, dat ook zelf winkelcentra ontwerpt en projecteert In antwoord op de opmerking van de heer de Gijsel dat het door het college genoemde rapport dateert van 1962 en dat de realisatie plaats vindt in 1969, kan spreker mededelen dat het rapport van 1962 ge baseerd was op de feitelijke toestand van de eindfase van de wijk. Er is dan ook geen reden om te zeggen dat het rapport niet meer up to date zou zijn en dat het weer eens door het C.I.M.K. bezien zou moeten worden. De destijds gemaakte prognoses zijn uiteraard geen statische gegevens, maar deze evolueren dan ook wel in de gesprekken. Een bekende ontwikkeling op het ogenblik is dat men geleidelijk aan de opvatting huldigt, dat men in het verleden met de verdeling van de grondoppervlakte in de verschillende wijken wel wat te hoog van de toren heeft geblazen en wel eens te veel vestigingen heeft gerealiseerd. Spreker kan de heer de Gijsel verzekeren, dat er geen ongerustheid behoeft te bestaan, dat er gewerkt wordt met materiaal dat door de ontwikkeling is achterhaald en dat er op punten waar dit nodig was, niet zou zijn bijgestuurd. De heer VAN BANNING merkt op dat de wethouder gezegd heeft, dat hij verschillende keren aan tafel heeft gezeten met belegger en gegadigde om de partijen tot elkaar te brengen. Spreker heeft reeds gezegd dat hij bijzonder veel waardering heeit voor hetgeen, door de wethouder gedaan is om te trachten aan de belangen van de leden tegemoet te komen. Het gaat spreker om de leden, die in de coöperatie geïnteresseerd zijn, meer dan om de Coöp. zelf. Deze leden nu, deze belanghebbenden, wonen in de Hoge Vucht. Door hen zijn vergaderingen gehouden, waarbij grote aantallen leden aanwezig waren. Op deze vergaderingen is kritiek geleverd op de hele gang van zaken en naar spreker meent terecht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 128