131 13 MAART 1969 De Haagse Beemden is echter een nog heel ver in het verschiet liggend gegeven en spreker acht het uit dien hoofde niet zinvol, daar nu reeds toezeggingen over te doen. Toezeggingen die misschien in de verre toekomst door een andere wethouder gehonoreerd zouden moeten wor den. Hij meent dan ook dat het verstandig is niet zo ver te gaan. De heer de Gijsel heeft gevraagd bij de opstelling van het branche patroon voor de Haagse Beemden het C.I. M.K. om advies te vragen. Spreker meent de heer de Gijsel al te hebben medegedeeld, dat het ook in het verleden te doen gebruikelijk was het C.I.M.K. om advies te vragen. Sinds 1966 heeft men echter op dit gebied versterking gekregen van de gemeentelijke sociografische dienst. Deze dienst werkt uiteraard ook met aan dit soort instituten ontleende gegevens. Spreker meent dat als dit nodig mocht blijken, men ongetwijfeld het C.I.M.K. om advies zal vragen, maar als de sociografische dienst in overleg met het C.I.M.K. of gebruik makend van hun deskundigheid, het plan zelf kan uitwerken, men niet. meer kosten moet maken, dan strikt genomen nodig is. Hierna wordt overeenkomstig het preadvies besloten. 32. VOORSTEL TOT ONGEGRONDVERKLARING VAN HET VERZOEK OM VOORZIENING TEGEN AANSCHRIJVINGEN TOT WONING VERBETERING VAN DE PANDEN MOLENEINDSTRAAT 18 EN .20. Overeenkomstig dit voorstel wordt besloten. 33. VOORSTEL TOT HET TOEKENNEN VAN EEN SCHADELOOSSTELLING AAN EEN TWEETAL PERSONEN WEGENS AFSTAND VAN DE HUUR VAN EEN BEDRIJFSPAND. De heer VAN CAULIL zegt dat als er sprake zou zijn van een schade vergoeding aan een eigenaar/gebruiker of aan een eigenaar en een huurder hij met het voorstel akkoord zou kunnen gaan. Maar een huur der en een onderhuurder is, zegt spreker, een volkomen nieuw gegeven. Het is hem niet duidelijk, welke schade de huurder van het pand, in dit geval de N.V. Brouwerij "De Drie Hoefijzers" zou kunnen lijden. Bij de stukken die ter visie lagen heeft spreker wel een becijfering aangetroffen van de door de onderhuurder geleden schade, maar bij de gegevens, welke ter beschikking waren bleek niet een becijfering van de door de huurder geleden schade aanwezig te zijn. Hierdoor was het hem niet mogelijk zich hierover een juist oordeel te vormen. In de afdelingsvergadering voor openbare werken, heeft hij deze be denkingen ook reeds naar voren gebracht. Men heeft daar toen alle mogelijke gissingen gemaakt, wat voor soort schade de huurder in dit geval zou kunnen hebben. Als gevolg hiervan werd de afspraak gemaakt dat vooraf zou worden aangetoond het soort schade, de om vang van de schade en de basis waarop deze schade berekend is. Dit resulteerde in een duidelijke toezegging van de voorzitter van de af deling, dat de leden van de afdeling voor openbare werken nadere

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 131