165 17 APRIL 1969 Hij heeft uit de intussen gevoerde gesprekken en uit de behandeling in deze raad begrepen, dat men toch wel de oude stukken erbij heeft gehaald en de inmiddels opgetreden veranderingen zelf heeft vastgesteld. De heer van der Werff heeft gevraagd, of de veranderin gen die zich onder andere in godsdienstig opzicht voltrekken, al in de cijfers van de toekomst zijn verdisconteerd. Op deze vraag is naar spreker's mening eigenlijk geen antwoord te geven. Zelfs de weten schapsmensen zullen die veranderingen nog niet kennen. De ver anderingen en ontwikkelingen, die zijn opgetreden, spelen natuur lijk ook een rol bij de prognose van de toekomst. Maar exact zeg gen wat er over twee jaren zal gaan gebeuren is niet mogelijk, niet voor het college, niet voor de sociografische dienst. Wel zal het college de ontwikkelingen nauwlettend volgen en daaruit eventueel de consequenties trekken. Naar spreker's mening kan men als be stuurder geen ander standpunt innemen. Mevrouw DE BONTE heeft gevraagd, of ook op lange termijn de beoordeling van de ontwikkelingen niet per wijk moet geschieden, omdat per wijk verschillen kunnen optreden. Spreker vindt dit een zeer moeilijke zaak, waar hij eigenlijk niet over kan spreken. De heer van der Werff heeft reeds gezegd, dat de mensen, die van buiten komen, het patroon mede beïnvloeden. Het maakt dan wel verschil, waar deze mensen vandaan komen. Bijvoorbeeld een be paald deel van de Hoge Vucht, waarvan de bevolking grotendeels uit Limburg komt, vertoont een heel ander patroon dan de andere delen van de Hoge Vucht, waar de mensen uit andere streken komen. Het is een moeilijke zaak, daar ook binnen de stad - tussen de wijken onderling - een vermenging zal optreden. Hoe deze vermenging ver loopt, valt niet te zeggen. In de tijd, dat spreker in Breda woont, heeft hij gezien, dat er geen wijk is, die men, wanneer men er eenmaal ingetrokken is, niet meer verlaat. Men weet niet waarom sommigen uit een bepaalde wijk weggaan en anderen er zich vestigen. De vermenging, die van grote invloed is, is niet in een prognose te vatten. Mevrouw de Bonte heeft voorts gesteld, dat de definitieve be hoefte van het katholiek onderwijs in de Hoge Vucht thans reeds aan het maximum zit. Als men de huidige cijfers naast de oude legt, dan zal blijken, dat de situatie gewijzigd is en dat de oude cijfers duidelijk veel hoger lagen. Mocht blijken, dat te zijner tijd er een teveel aan scholen zal zijn, dan wil spreker nu toezeggen, dat voor dit teveel wel een bestemming, b. v. in het voortgezet onderwijs, zal worden gevonden. Het college zal de bezetting van de scholen volgen en mocht daarin ruimte over zijn, dan is daarvoor nu al wel een bestemming te vinden. Ten aanzien van het protestants-christelijk onderwijs in de Hoge Vucht zijn er geen problemen, doch het openbaar bijzonder neutraal onderwijs is voor mevrouw de Bonte een wat moei lijk punt. Voor het college trouwens ook. Uit de cijfers blijkt, dat bij het bereiken van de definitieve situatie een behoefte zal bestaan van 4 lokalen meer dan thans gerealiseerd zijn. Wanneer te zijner tijd zou blijken, dat er 6 2 7 lokalen nodig zijn, is het van de zijde van het college te vërwachten, dat aan Uw raad zal worden voorgesteld, dat aldaar een derde school zal worden gesticht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 165