22 MEI 1969
182
Ook de onderwijskrachten zijn eigenlijk nog maar aan het experi
menteren en ze moeten nog maar afwachten wat aan het eind van
het jaar het resultaat zal zijn.
De heer VAN DER WERFF zegt in eerste instantie al gezegd te
hebben dat hij happy is met het rapport en met de cijfers. Men
moet echter toch wel in het oog houden waarom die cijfers ver
gaard worden. Hij wijst erop, dat vroeger de diagnose de triomf
van de medische wetenschap was eventueel met een postmortale
bevestiging na klinische ingreep, waarbij betrokkene het leven
liet. Tegenwoordig is het gelukkig zo, dat de medici iemand ge
nezen. Hij meent ook, dat wanneer men een diagnose stelt ten
opzichte van de onderwijssituatie in Breda en men vindt daar even
tueel een algemene lijn in bevestigd, b.v. datgene wat in het lan
delijk patroon aantoonbaar is, dat dan een herhaling of uitbreiding
van het onderzoek wel kan worden onderschreven. Hij doet dit dan
ook graag, maar het is alleen maar verantwoord als een soort pre
test, waarop een posttest dient te volgen, wanneer men verbetering
wil constateren in datgene wat men inmiddels aangepakt heeft. Die
serie cijfers alleen is naar zijn gevoel een zinloze zaak, of iets af
gezwakt, een zaak die toch niet helemaal in overeenstemming is
met de hoeveelheid werk die er in gestoken is. De kern van de zaak
blijft wat er mee gedaan gaat worden. Spreker is blij met de toe
zegging van de wethouder, dat hij op korte termijn inzake een mo
gelijke uitbreiding van de aanpak c. q. zelfs een geheel nieuwe
aanpak met plannen hoopt te komen.
Wethouder BROEDERS zegt, dat hij in eerste instantie al gezegd
heeft, dat de heer van der Werff gelijk heeft, als er verder niets
met de rapporten zou gebeuren. De heer van der Werff onderschrijft
de stelling dat we nu een inzicht hebben hoe het staat met de soci
ale democratisering van het onderwijs en dat het nu wel belangrijker
is om te zien welke andere zaken er nu gedaan zouden kunnen wor
den. Uiteindelijk zegt spreker, blijft alles gericht op een zo opti
maal mogelijke benutting van datgene wat in het kind aanwezig is.
Hij zegt toe, dat er van de zijde van het college alles gedaan zal
worden om wat dit betreft resultaten op tafel te krijgen. Zowel me
vrouw de Bonte als de heer Bayens hebben zich afgevraagd of we
niet te vroeg begonnen zijn met het volgen van een schoolgeneratie.
Als mevrouw de Bonte vraagt of het niet beter is het tweede jaar te
gaan volgen vraagt spreker haar of zij van mening is, dat het expe
riment met het eerste jaar zo goed verlopen is, dat nu gerust het
tweede jaar gevolgd kan worden. Hij is van mening, dat dat bepaald
niet het geval is en dat het nog geruime tijd zal duren om de kwes
tie van de juiste determinantie tot ontwikkeling te brengen. Hij is
van mening, dat ook het tweede brugjaar nog niet de mogelijkheid
zal bieden om te zeggen, dat aan de methodiek niets meer man
keert. Het zal altijd wel een worsteling blijven om die te ontdekken,
omdat bovendien nieuwe wetenschappen en nieuwe technieken in het
onderwijs zullen worden aangebracht die in dat onderwijs weer tot
dat resultaat zullen moeten voeren. Daarom is het naar spreker's
mening beter het onderzoek te starten op het eerste moment van het
in werking treden van de wet op het voortgezet onderwijs om het
dan later nog eens te herhalen. Men kan dan misschien intussen ont
dekken of er belangrijke verbeteringen zijn opgetreden.