19 16 JANUARI 1969. fractie, de heer van Loon, neemt het woord en zegt, nadat hij iets gezegd heeft over de procedure die de K.V.P. gevolgd heeft, dat hij de heer de Raaffvoor de vakante wethouderszetel kandidaat stelt. Spreker had hier willen hebben dat er nog wat antecedenten zouden zijn genoemd, zulks ter informatie van de raad, maar de heer van Loon neemt aan dat men dat in de krant kon lezen. Vervolgens sprak hij het volledige vertrouwen van hemzelf en van zijn fractie in die persoon uit en dat is dat. Spreker had gedacht dat nog andere fractievoorzitters het woord zou den voeren, dat heeft echter nog niet plaatsgevonden. Men krijgt dus de indruk dat de kous af is en dat Breda een nieuwe wethouder heeft. Deze tweede stemmning is dan eigenlijk een formaliteit geworden en eigenlijk niet eens nodig. Spreker vraagt zich nu dus af: hoe komt de raad aan deze kandidaat? Waren er geen andere gegadigden, is er een openbare discussie geweest over het voor en tegen van verschillende kandidaten, zodat er een echte keuze mogelijk was, is hier sprake van een democratisch selectieproces? Hebben de raadsleden werke lijk de gelegenheid gehad te kiezen en verantwoord hun stem uit te brengen? Naar het inzicht van spreker is er heel iets anders gebeurd. De grootste fractie uit de raad heeft dezer dagen in het grootste ge heim zes uren vergaderd. Om redenen, die volkomen onbekend zijn, zijn mogelijke andere kandidaten uitgesloten. Er waren er twee, als voorbeeld is slechts de heer Brooimans genoemd, omdat diens naam al in de publiciteit is geweest. De grootste fractie stelt dan, dat voor de K.V. P. de heer de Raaff op dit moment de enige kandidaat is. Op grond van de meerderheid in de raad en dankzij de fractiediscipline is deze kandidaat zeker van zijn verkiezing. Op grond van de uitstekende vriendschappelijke verhouding met ande re fracties in dë raad kan de heer van Loon erop rekenen dat zijn col lega-fractieleiders akkoord zullen gaan en de politieke vrienden tot hetzelfde beslliit zullen brengen. Klaar is Kees, zou spreker hier wil len zeggen. Dé raa<| kiest de heer de Raaff, aan eigen democratie is dan voldaan want dê meerderheid van stemmen geldt en die meerder heid is er. Aan de eis van openbaarheid is ook voldaan, want de raad is toch openbaar? Dat er een wethouder uit de K.V. P. -fractie had moeten komen is vrij logisch, ofschoon er ook een andere mogelijkheid aanwezig was, op grond juist van de hartelijke onderlinge verhouding die hier in de raad bestaat. Uit de K.V. P. dus. Men kan stellen: de K.V.P. is toch vrij om één kandidaat aan de raad voor te stellen, afgezien van het feit dat dit in het huidig tijdverschijnsel "so wie sö" al niet meer van zelf spreekt. Dit zou dan slechts in één geval niet te rechtvaardigen maar te verontschuldigen zijn, indien men een kandidaat had die zo prominent was dat de hele raad tevoren al wist: dié wordt het. Dat is nu niet het geval, zonder iets af te doen aan de kwaliteiten van de heer de Raaff. Daarom had de K.V.P. -fractie helemaal de plicht ge had de raad echt te laten kiezen en meerdere kandidaten moeten stel len, tenzij de K. V. P. de raad in alle gemoede wijs wil maken dat er geen enkel ander lid van de K.V.P voor de voordracht in aan merking kwam. In dat geval heeft de raad echter op zijn minst het recht duidelijk te vernemen dat dit zo is en dat om de heer Raaff

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 19