22 MEI 1969 198 aantrekkelijk maakt, zeker als het gaat om mensen, die geacht worden te werken in de dienstverlenende sector, met name ook degenen, die werkzaam zijn bij de rijksdiensten en natuurlijk bij de uitbreiding van het onderwijs. De woningkwaliteit en aantrek kelijkheid van leefklimaat hangen namelijk nauw samen met het pakket woningbouw, dat de bewoners wordt geoffreerd, zo consta teert het voorontwerp. In de grote stadscentra en dus ook in Breda, men vindt het onder andere op pagina 34 van de toelichting, wordt bij de bouw zwaar het accent gelegd op de twee extremen van woningwetwoningen en van de ongesubsidieerde particuliere huizen terwijl veelal ontbreekt of althans veel te weinig aandacht wordt geboden aan: de premiebouw en de gesubsidieerde bouw. Dit ver klaart mede de in het rapport gehekelde uniformiteit in de woning bouw, die ook weer afstotend werkt op mensen, die er zich willen vestigen. Zo vinden heel wat mensen in Breda niets van hun gading. Naar de randgemeenten kunnen ze niet meer en wat dan vraagt spreker. De prognoses zouden voor de agglomeratie wel eens verkeerd kun nen uitkomen. Breda zal naar zijn mening moeten saneren en be ter en gevarieerder moeten bouwen wil het de vooruitzichten niet beschamen. In de begeleidende nota leest hij hierover niets, hoe wel hij het een zeer urgent probleem vindt als men zich afvraagt hoe de leefbaarheid vervuld moet worden. Wel staat er in navol ging van het voorontwerp: De beoogde versterkte uitgroei van Breda maakt het wenselijk, dat de stad over voldoende ruimtelijke mogelijkheden beschikt om woongebieden van formaat te realise ren. Reeds nu is binnen de stedelijke agglomeratie een integrale aanpak vereist om een uitbouw van de stad ook op langere termijn mogelijk te maken. Niets wordt er echter medegedeeld over het hoe, zegt spreker. Er wordt zelfs niet aangeduid, dat het college hier zelfs maar een problematiek van de eerste orde onderkent. Merkwaardig is zijns inziens ook, dat men het heeft over die in tegrale aanpak en over het scheppen van voldoende ruimtelijke mogelijkheden, zonder dat men het grote obstakel aansnijdt dat we hier in Breda hebben; de enorme terreinen van de kazernes. Spreker zegt beslist geen pacifist te zijn en Nederlands lidmaat schap van de Nato acht hij noodzakelijk, maar in een toekomstig maximaal uitgebreid gewestelijk centrum past eenvoudigweg dit enorme improduktieve grondbezit "in de dode hand", zoals men vroeger van het klooster- en kerkbezit zei, niet meer. Het is een anachronisme van de ergste soort, dat de echte uitbouw van de stad verstoort en zelfs verhindert. Hier zou men voor het pakket woningen, dat niet opgevangen kan worden in de Haagse Beemden of oostelijk van rijksweg 27 al gedeeltelijk soulaas kun nen vinden, maar bovenal zouden op deze terreinen grote moge lijkheden liggen voor de dienstverlenende sector en niet minder voor de groenstroken en de recreatieve sector. Dit zou de leef baarheid van de stad zeer ten goede komen. Ten slotte valt het spreker op, dat uit het voorontwerp streekplan geen enkel argu ment is te halen voor de voorgenomen annexatie van de randge meenten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 198