22 MEP 1969
202
Er is uitvoerig gesproken over goede verbindingen. Ook in de
nota, zegt spreker, heeft het college vermeld, dat het sterk ge
porteerd is voor de verbinding Breda-Zekluza. In de nota heeft
men kunnen lezen, dat het college zich ter zake reeds recht
streeks gewend heeft tot het college van gedeputeerde staten.
Dit is geen rijkszaak, de heer Weterman heeft zich wat dit be
treft een beetje vergist. Dat heeft het college ook nooit beweerd.
Het is duidelijk, dat dit een weg zal moeten worden van provin
ciale allure, waarover binnen enkele weken een gesprek met ge
deputeerde staten zal plaatsvinden waarin het college hoopt voor
deze weg de nodige prioriteit te krijgen. Het college wil met
gedeputeerde staten spreken over het wegenplan, over de finan
ciering en over alle andere dingen, die bij het aanleggen van
een dergelijke weg aan de orde komen. Spreker hoopt, dat ook
de Zekluza-gempenten zich achter dit initiatief zullen scharen.
Over de spoorverbinding Breda-Utiecht is het overleg onlangs
weer opnieuw geopend. De belanghebbende gemeentebesturen
hebben kort geleden hierover vergaderd en hierbij werd speciale
aandacht geschonken aan de contacten met Utrecht, omdat het
niet uitgesloten is, dat door de uitbreiding van Utrecht de aan
leg van de spoorweg in urgentie zou kunnen toenemen, Spreker
gelooft met de heer van der Werff, dat de verbinding niet op
korte termijn zal worden gerealiseerd, maar hij heeft wel de ver
wachting, dat Breda samen met Utrecht en de daartussen gelegen
gemeenten spoedig met de Nederlandse Spoorwegen hierover aan
tafel kunnen gaan zitten.
Met iedereen, die gezegd heeft zoals de heren von Schmid en
van der Werff, dat er in het beleid aan verschillende zaken uit
voerig aandacht moet worden geschonken, is het college het vol
ledig eens. Men moet echter niet zeggen, dat het beleid in die
richting geen gestalte heeft gekregen. De instelling is altijd zo
geweest dat zaken als onderwijs, cultuur en dergelijke extra aan
dacht moeten krijgen en dit zal ook zo zijn binnen de taakstellen
de opvatting van het streekplan voor West-Brabant. De heer van
der Werff heeft in dit verband nog gezegd, dat er studie-objecten
in gecombineerde commissies moeten worden aangepakt. Spreker
kan daarop nu geen antwoord geven. Daar waar samenwerking en
overleg over concrete objecten mogelijk is, is het college altijd
bereid met anderen overleg te plegen. In enkele steden, bijvoor
beeld in Amsterdam, zijn dergelijke commissies. Spreker heeft
zich wel eens afgevraagd of dergelijke commissies bestaande uit
zo'n 40 mensen nog wel een werkbaar geheel vormen. Een beetje
verrassend vindt spreker het, dat in het kader van het streekplan
zo uitvoerig is gesproken over de bestuurlijke kant. De heer Kroon
heeft gezegd, dat hij de bestuurlijke aspecten in de nota ernstig
gemist heeft; de heer von Schmid heeft gezegd, dat hij geen
enkel argument voor grenswijziging heeft gevonden en hij haalt
daarbij de rapporten van de Vereniging van Nederlandse Gemeen
ten aan. Spreker kan de heer von Schmid andere passages uit het
zelfde rapport voorleggen, waarin juist grenswijzigingen worden
bepleit. Hij wil niet ontkennen, dat men met het vormen van
grote gemeenten niet al te ver moet gaan, maar dat is in de
Bredase situatie zeker geenszins het geval.