204
22 MEI 1969
Die termijn zal naar zijn gevoelen van belang zijn in verband
met het bepalen van de positie van Breda in West-Brabant.
Wanneer zo vraagt hij wordt ongeveer een uitspraak van ETI
verwacht? De tweede vraag betreft de bezorgdheid, die hij
uitgesproken heeft ten aanzien van de verbinding Breda-Utrecht.
In het NS-plan tot 1975 is hieromtrent naar zijn mening niets
opgenomen. Voorts wil hij wijzen op de uitspraken van de raad
van advies voor de Ruimtelijke ordening. Punt 9 van de verga
dering van 23 januari 1967 zegt: "Met betrekking tot het spoor-
wegengebied biedt de nota onvoldoende perspectieven onder
meer, omdat geen sociaal economische criteria worden gehanteerd"
In de tekst wordt dit ook duidelijk, want er staat: "Het knelpunt
is hier duidelijk gelegen in het uitgangspunt, dat bij het over
heidsbeleid ten opzichte van de spoorwegen nog steeds opgeld
doet namelijk dat hier uitsluitend bedrijfs-economische criteria
moeten gelden." Dit wil zeggen, dat het er waarschijnlijk niet
van komt, althans voorlopig niet.
Spreker wil er nog de aandacht op vestigen, dat bij de begrotings
behandeling door zijn fractie herhaaldelijk twee dingen zijn uit
gesproken, namelijk dat men de mening is toegedaan dat de
wethouder van openbare werken zo goed mogelijk heeft gebouwd
in het kader van de mogelijkheden, zowel de financiële moge
lijkheden van het particuliere gezin als de mogelijkheden die er
in Breda en omgeving ruimtelijk waren. Verder vestigt hij er de
aandacht op, dat zijn fractievoorzitter ongeveer drie jaar geleden
het college geattendeerd heeft op de wenselijkheid, dat het eens
contact zou zoeken met de minister van defensie om te onder
handelen over die mooie groene ruimten die er in de stad zijn.
Spreker moet er bij zeggen, dat hij blij is met die groene ruim
ten, omdat hij van mening is, dat de gemeente daardoor nog
enige speelruimte heeft rond de binnenstad. Hij vraagt nu of het
college niet van mening is, dat enige planning zo niet op korte
termijn dan toch op wat langere termijn ten aanzien van die
ruimten noodzakelijk is.
Tot slot zegt spreker blij te zijn met de toezegging, dat het col
lege verder wil analyseren de mogelijkheid om gemengde com
missies van raadsleden en burgers in te stellen ter bestudering
van diverse aspecten, die zich op langere termijn in de gemeen
te zullen voordoen.
De heer VAN DE MEERENDONK zegt, dat er reeds door diver
se sprekers is gewezen op het feit, dat de toekomstige functie
vanBreda ten aanzien van de dienstensector toch wel belangrijk
is.
Er werd ook gesproken over de wenselijkheid van het maken
van een reëel plan voor het creëren van een speciaal terrein
voor deze diensten. Tot zijn vreugde heeft hij in de nota gele
zen, dat daaraan door een keuzecommissie al aandacht is geschon
ken en dat dit terrein in principe beschikbaar is, zodat te dezen
aanzien zich niet dezelfde moeilijkheden zullen voordoen als
ten aanzien van de woningbouw.