22 MEI 1969
210
Dat bij de herziening van de wenken en voorschriften van 1965
gebruik werd gemaakt van de adviezen van het Landelijk Con
tact.
Dat door het Landelijk Contact ook de Bredase VAC werd inge
schakeld bij het uitwerken van de punten, verzameld door de
vaste commissie voor de woningbouw van de Internationale
Vrouwenraad. Dat ook de Bredase VAC deelnam aan een stu
diedag in Utrecht, met als thema "Wonen en Leven", georga
niseerd door de nederlandse sectie van de Europese Vrouwen
Unie. Dat er voor dit jaar bijscholingscursussen op het pro
gramma staan, opgesteld in samenwerking met het Nito, Neder
lands Instituut van toegepast huishoudelijk onderzoek. Uit dit
alles moge blijken dat het de VAC, ook de Bredase afdeling
ernst is, inspraak te krijgen bij de woningbouw, waarbij vele
aspecten aan de orde komen, die medebepalend zijn voor het
goed functioneren van het gezin.
In Uw preadvies geeft U toe dat de gemeente niet steeds vooraf
advies aan de VAC vroeg ten aanzien van de plannen. Ik vraag
me af of dat ooit gebeurd is.
Enerzijds zegt U zal dit ondoordacht gebeurd zijn, doch ander
zijds werd het inschakelen van nog een adviesinstantie bezwaar
lijk geacht. Ik vrees dat dit laatste wel doorslaggevend geweest
zal zijn.
Men dient echter te bedenken dat de roep om meer inspraak van
de burger, zeker geldt voor de vrouw waar het gaat over de wo
ning waarin het gezin optimale mogelijkheden tot een gezonde
ontplooiing moet hebben.
Dat er vele wensen om de door U in Uw preadvies geschetste
moeilijkheden, nog onvervuld kunnen blijven is jammer, maar
begrijpelijk.
De vrouwenadviescommissies zullen echter de toekomst voor
ogen moeten houden, om de dan gewenste voorzieningen gerea
liseerd te krijgen, niet alleen voor de woning, maar ook de no
dige aandacht te hebben voor de directe omgeving en de wijk
waarin ze gebouwd worden.
Ik hoop hiermee Uw college en de raad voldoende overtuigd te
hebben van het nut van een vrouwenadviescommissie en hoop
tevens op Uw volle medewerking, welke medestimulerend zal
zijn voor de contacten met bouwverenigingen en particuliere
bouwers, waartoe de VAC haar werkterrein gaarne zag uitge
breid.
Op de vele cursussen en studiedagen werd steeds door inleiders,
met nadruk gewezen op de houding van de gemeentebesturen,
ten opzichte van het inschakelen van de vrouw bij de bouwplan
nen, ook voor bejaardenwoningen en tehuizen.
Wanneer nu de VAC Breda zich de moeite getroost om via bo
vengenoemde studiedagen en cursussen zich in dit werk te be
kwamen ten gunste van de gemeenschap, d£n dacht ik dat wat
meer medewerking van de zijde van de gemeente het minste
is wat zij mag verwachten.
Na alles wat ik U geschetst heb mag het niet zo verwonderlijk
lijken, dat de VAC Breda, na haar 12-jarig bestaan niet te
vreden is met de huidige gang van zaken.