219 22 MEI 1969 Het bezwaarschrift no. 17 betreft St. Martinus, zegt spreker. Martinus had nog uitbreidingsmogelijkheden aan de overkant. In het stuk worden genoemd de percelen 800 en 1465 maar dan wordt er een vergissing begaan, want er zijn ook nog de percelen 977 en 1015, die ook nog 1000 m2 beslaan. Door het plan Princenhage-west wordt nu de uitbreiding van Martinus tegengehouden en dat kan niet anders, wordt er gesteld, omdat deze gronden in het bestemmingsplan niet ge mist kunnen worden. Spreker weet dat er uitvoerige discussies zijn ge weest tussen de gemeentebesturen en St. Martinus en daar is uitgekomen, dat aan Martinus compensatiegrond zal worden aangeboden. Martinus moet echter maar afwachten of de compensatiegrond, die straks aange boden zal worden, kan worden verworven. Dat wordt voor de gemeente natuurlijk een onteigeningsprocedure, want de gronden die daar liggen zijn allemaal nog geen eigendom van de gemeente. De gemeente kan dit wel maar voor Martinus is dit onmogelijk. Een andere vraag voor spreker is, of de grond, die straks zal worden aan geboden wel de juiste bestemming krijgt en of Martinus daarop straks zal mogen uitbreiden. In het begin van zijn betoog heeft spreker ge steld, dat Martinus aan de overzijde tegen een redelijke prijs grond kan kopen voor uitbreiding. In het preadvies wordt echter gesteld, dat de compensatiegrond straks tegen kostprijs zal worden aangeboden. De gemeente gaat dus handelen voor Martinus en dan zal Martinus straks de kostprijs moeten betalen en hoe hoog zal die zijn. Als het college kan toezeggen, dat Martinus straks op een redelijke basis grond zal kunnen verwerven, dan kan hij met het plan akkoord gaan. Hij keurt het plan wel goed, maar als deze toezegging niet kan worden gedaan, wil hij toch wel de aantekening dat hij tegen deze regeling is. Tot slot vraagt spreker nog of het Martinus straks in de onderhandelingen toch echt niet te moeilijk gemaakt zal worden. Het zou jammer zijn- als dit bedrijf niet voldoende zou kunnen uitbreiden, want deze melk fabriek kan voor Breda niet gemist worden. De heer VAN CAULIL zegt, dat aan zoveel grondige betogen nog moeilijk iets toegevoegd kan worden. Toch zal het bekend zijn zegt hij, dat hij destijds al tegen ontvolking van de wijk Princenhage was. In al de meningen, die hij beluisterd heeft, is juist het kardinale punt namelijk de ontvolking van Princenhage niet voldoende uit de verf ge komen. De scholen en de verenigingen worden ontvolkt en de nering doenden blijven voor de lasten zitten. Hier is het algemeen belang zonder meer voorbijgegaan aan de persoonlijke belangen, aan al die groepsbelangen, die hij hier vanavond heeft horen noemen. Wil men deze groep van de bevolking in deze streek zijn impulsen geven, dan zal men niet alleen moeten komen met die 1200 woningen. In het preadvies klinkt door, dat men verwacht van die Princenhaagse be volking dat die zo'n inzet zal hebben, dat ze dat allemaal zelf waar kan maken. Het mag het gemeentebestuur wel duidelijk zijn zegt spreker, dat hij nooit heeft beweerd, dat die bevolking zelf de schuld van de ontvol king was en dat hij nooit heeft beweerd dat die mensen zelf in gebreke zijn gebleven, omdat ze geen kans zagen de nodige uitbreiding aan hun zaken te geven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 219