223 22 MEI 1969 spellen, want op het moment dat daar gebouwd werd, was bij rijks waterstaat misschien nog niet exact bekend, dat daar een weg zou komen en dat was bij diegene, die daar ging bouwen ook bekend, zodat men daar een risico heeft genomen. De zaak floreert nu en het zou jammer zijn, als die zaak door die weg nu naar de knoppen zou gaan. De heer Kroon heeft ook nog gesproken over het te laat ontvangen van de stukken, maar daar heeft spreker al op geantwoord. De heer van Caulil heeft gevraagd de affaire Princenhage niet te klein te zien en te trachten die kern meer leven te geven. Spreker is het daarmede helemaal eens. Hij heeft in het begin van zijn betoog reeds gesteld, dat de gemeente voor zover mogelijk alle steun zal verlenen om die oude kern van Princenhage weer wat nieuw leven te geven. De heer van Caulil heeft gesuggereerd, dat hier mogelijk een bovengemeentelijke taak zou lig gen, maar dat lijkt spreker een utopie. Hij gelooft zelfs niet dat de sanering daarvoor in aanmerking komt. De heer VAN LOON zegt gevraagd te hebben bij het onderzoek naar de economische haalbaarheid ook het gebied tussen de Beekse- baan en de Liesboslaan te willen betrekken. Hij heeft daarop geen antwoord gekregen. Verder zou hij nog graag willen weten hoe lang het gaat duren voordat er in dit gebied iets gaat gebeuren. De heer WOESTENBERG zegt, dat iedereen weet, dat hier verte genwoordigers zitten van de tuinbouwwereld. Hij heeft in de verschil lende betogen echter gemist een woord voor de kleine tuinders, die hier in dit gebied geboren en getogen zijn, en die toch ook hun be klag gedaan hebben en schriftelijk bezwaren hebben ingebracht. Er wordt alleen gesproken over de grote St. Martinus, ook over het mo tel en over de rijkswaterstaat, maar de kleine man wordt hier haast voorbijgezien. Men heeft zelfs al gemeend te moeten voorbijgaan aan de belangen van het grote gezin met nog veel kinderen op de lagere school. Niemand heeft voor deze mensen gevraagd naar een klein bedrijfje of een eigen huisje. Deze mensen voelen zich verjaagd. Hij leest in de lijst van ingeko men bezwaarschriften één geval. "De heer Langen deelt mede, dat hij bezwaar heeft, dat zijn perceel de bestemming heeft gekregen van een benzinestation en openbare weg. Hij is van oordeel, dat aan een benzinestation ter plaatse geen behoefte bestaat". Dus het be drijf moet verdwijnen voor een benzinestation zegt spreker. Verderop leest hij nog een passage van iemand, die bezwaar heeft, omdat zijn bedrijf geheel of gedeeltelijk zal moeten verdwijnen. Men kan toch rekening houden met deze mensen, zegt hij, althans proberen om deze mensen een verkleind bedrijf over te laten, zodat ze op hun plaats kunnen blijven waar ze wellicht geboren en getogen zijn en waar ze in elk geval jarenlang geleefd en gewerkt hebben. Nogmaals zegt hij, dat hij de stem heeft gemist van hen die de tuinbouwbelangen verte genwoordigen. Men spreekt hier graag van kleur zegt hij, laat ze zich dan eens een keer laten horen en laat ze geen dubbelzang plegen. Spreker vraagt nogmaals verdaging van de beslissing op dit voorstel. Hij vindt het droevig, dat deze mensen van hun bedrijf worden ver jaagd en dat ze maar moeten zien waar ze onderkomen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 223