22 MEI 1969 224 Misschien zal er voor huisvesting gezorgd worden, maar aan deze mensen kan men niet met geld betalen waar ze hun leven lang voor geleefd en gewerkt hebben. Hij hoopt dat hiermede rekening zal wor den gehouden. De heer MELZER zegt van de wethouder geen antwoord te hebben gekregen op zijn vraag over de landbouwschuur, die op de monumen tenlijst staat. Deze eigenaar is in het bezit van een ha, boom gaard, die hij ook moet afgeven. De heer GOOS zegt toch wel blij te zijn met de toezegging van de wethouder, dat hij echt wil bezien om die twee tuinbouwbedrijven bij het plan te betrekken. Wat Martinus betreft gelooft hij met het voorstel te kunnen meegaan als de toezegging zou worden gedaan, dat Martinus straks voor dezelfde prijs grond kan kopen als waarvoor de gemeente de grond aan de overzijde van Martinus gaat kopen. Als die toezegging niet kan worden gedaan wil hij geacht worden te gen dit gedeelte van het voorstel te zijn. De heer VAN CAULIL zegt, dat als de heer Woestenberg de indruk wil wekken, dat de kleintjes worden verwaarloosd, hij daar tegen ernstig bezwaar heeft. Hij is ervan overtuigd, dal alle leden van de raad bij elkaar willen, dat juist die kleintjes straks zo goed mogelijk uit de bus komen. Wethouder VERMEULEN zegt het eens te zijn met de opmerking van de heer Woestenberg, dat men niet alles met geld kan terugbe talen wat men iemand afneemt en dat geldt juist ook voor die kleine bedrijfjes. De enige troost, die men daarbij voor zichzelf moet heb ben is, dat men het doet voor een groter belang en anders moet men het niet doen. Het is meestal zo, dat de schaderegeling, die voor deze mensen getroffen wordt, getuigd van een ruime opvatting. De heer Melzer heeft inderdaad nog geen antwoord gekregen op zijn vraag betreffende de landbouwschuur. Spreker zegt toe daarover nog eens met de dienst van openbare werken te zullen praten om te kun nen beoordelen of aan het onderhavige verzoek kan worden voldaan. De heer Goos zit al met spreker te onderhandelen over de grondprijs, die Martinus straks zal moeten betalen. Spreker is hiertoe echter niet bereid. De mensen, die straks Martinus moeten vertegenwoordigen bij de onderhandelingen met de gemeente zijn heus zelf mans genoeg om hun belangen behoorlijk te verdedigen. Op de vraag van de heer van Caulil over de bereikbaarheid van het centrum, antwoordt spreker, dat over een speciale oplossing thans nog niets te zeggen valt, maar dat het wel de aandacht heeft. Bij de hierna volgende stemming blijken te zijn uitgebracht 26 stem men, waarvan 25 voor het voorstel en een tegen, zodat het voorstel is aangenomen. 26. Wordt bij punt 29 behandeld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 224