253 19 JUNI 1969 moeten er in geloven. Ook de gespreksgroep van hoofden van scholen is een uitermate belangrijk gegeven. Met de inspecteur, die mede het tot stand komen yan deze gespreksgroep heeft bevorderd bestaat een goed contact. Ook hier is aie terugkoppeling van de werkgroep naar de gespreksgroep van grote betekenis. Deze terugkoppeling kan op verschillende manieren worden gerealiseerd, onder andere door tussenkomst van de inspecteur, die in de werkgroep zitting heeft. De belangrijke stemmen van schoolbesturen - ook de gemeente - kunnen in de werkgroep worden gehoord. Een andere vraag was, of de wethouder in die werkgroep moet zitten en of hij namens de gemeente alleen moet zitten. De raad zou anders kunnen beslissen, doch spreker zou willen stellen, dat in het vooraf gaand overleg de wethouder de besprekingen heeft gevoerd en de contacten heeft gelegd. Spreker moet zeggen, dat men in die kring het bezwaar niet zo sterk heeft gevoeld. Men heeft gewoon geaccep teerd, dat de wethouder van onderwijs zitting in de werkgroep heeft. Spreker stelt, dat het hem niet zou grieven, wanneer een ander zit ting zou nemen. Bovendien realiseert hij zich - mevrouw de Bonte heeft het al gezegd -, dat het een zware taak zal zijn. Spreker meent, dat er bestuurlijk weinig tegen te zeggen valt als de wethouder van onderwijs zitting neemt in de werkgroep. Hij meent zelfs dat er twee titels zijn, waarop de wethouder van onderwijs in de werkgroep kan zitten: Aan de ene: kant is de gemeente schoolbestuur en zal als zodanig in de werkgroep moeten vertegenwoordigd zijn. De raad heeft eigenlijk het besturen van de scholen gedelegeerd aan het college. In dat college is een zekere werkverdeling gemaakt, waardoor de wethouder in de collegialiteit ten aanzien van onderwijs de verantwoordelijkheid draagt. Het ligt dus voor de hand, dat hij als schoolbestuurder in de werkgroep zit. Daarnaast heeft de gemeente een taak met betrekking tot de ontwikkeling van het onderwijs in het algemeen. Deze taak kan men niet uitvoeren door met de handen over elkaar te zitten wachten op wat er in de gemeente gebeurt. De ger meente moet zich bezinnen op de mogelijkheden, die er zijn, op de ontwikkelingskansen. De gemeente moet activerend en stimulerend optreden. Vanuit dat standpunt is het niet zo'n slechte gedachte om de wethouder van onderwijs in die werkgroep af te vaardigen. Voorts is de vraag gesteld, of een vertegenwoordiging van één man wel voldoende is. Spreker kan zich de bezorgdheid vanuit de raad wel voorstellen. In het voorafgaand overleg echter is het een be langrijke zaak, dat de schoolbesturen elkaar hebben gevonden, dat de verschillende organisaties met elkaar gaan praten vanuit de overtuiging, dat het gaat om de zorg voor de ontwikkeling van het kind. Daarbij is het aantal niet altijd beslissend. Van belang is, dat er van de zijde van de gemeente een vertegenwoordiging is. Het college heeft gemeend, dat met één man kan worden volstaan. Natuurlijk is het mogelijk, dat vanuit de raad wordt geëist, dat de gemeente door meer mensen wordt vertegenwoordigd, maar dan komt wel de vraag aan de orde, of het overleg niet moet worden heropend. Als de raad hierop blijft aandringen, wil spreker verzoeken de zaak opnieuw aan de groep voor te leggen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 253