265 19 JUNI 1969 Mevrouw DE BONTE-DE MUNNIK herinnert zich nog heel goed het voorstel van 1961. Er is toen zelfs een enquête gehouden onder de be woners. Dit leverde een heel ander resultaat op dan de heer Bayens thans aangeeft. Bovendien is spreekster van mening, dat de bebouwing in die straat niet zo fraai is. De minder fraaie gevels zouden duidelijker zichtbaar worden, als de bomen worden weggehaald, terwijl het karakter van de straat zou verloren gaan. Zij wenst de bomen te laten staan. De heer WOESTENBERG stelt,, dat het natuurlijk een moeilijk probleem is om alle mensen tevreden te stellen. Wanneer men inderdaad schade ondervindt aan zijn auto, kan men zich voorstellen, dat men de bomen wil rooien. Spreker meent echter, dat het op zich met de schade aan auto's nog wel meevalt. Daartegenover vindt hij dat in het mooie Breda met zijn vele groen toch nog altijd te veel gerooid wordt. Hij concludeert tot het laten staan van de bomen. De heer QUADEKKER lanceert een tussenvoorstel: de bestaande bomen worden öm de ander gerooid. Op de vrijkomende plaatsen wordt een klein nieuw boompje geplant. Wethouder VERMEULEN stelt, dat over dit onderwerp zeer lang ge- geboomd kan worden. Spreker is eigenlijk niet van plan om dat te doen. Er wordt nogal eens een verzoek gedaan om bomen te rooien. De bezwaren tegen de bomen worden door de dienst op hun waarde on derzocht. Dit zijn bezwaren van bladerafval, van schaduw in het huis, van vocht in de woning. Daarnaast ook het bevuilen van auto's door de lindebloesem. Het college heeft de situatie in de Minister Nelissenstraat naar beste weten laten onderzoeken. Spreker meent ook niet, dat het preadvies van nu de bomen ten eeuwige dage zal laten staan. Men heeft al kunnen constateren, dat er al bomen gerooid zijn. De dode en bescha digde bomen worden verwijderd. Dat zal ook in de toekomst gebeuren. Het college meent overigens met verschillende leden van de raad, die zich in deze richting hebben uitgelaten, dat men op het bomenbezit, (voorzovergeen overlast wordt bezorgd aan de inwoners) zuinig moet zijn. Getracht moet worden het bomenbezit te handhaven en zelfs uit te breiden door nieuwe bomen aan te planten. Spreker meent, dat in Breda toch wel een verantwoord beleid wordt gevoerd. Hij adviseert - met begrip voor hetgeen de heer Bayens naar voren heeft gebracht - tot aanvaarding van het preadvies. De heer WOESTENBERG wil nog een kleine opmerking maken. Hij haakt aan bij het voorstel van de heer Quadekker. Hij heeft geconsta teerd, dat men bezwaar heeft tegen lindebomen. Men zou dus kunnen rooien en dan vervangen, niet door een jonge lindeboom, doch b. v. door een jonge kastanjeboom. Die zijn heel mooi en veroorzaken geen schade aan auto's. Bovendien kan men ze verder uit elkaar planten. Wethouder VERMEULEN wil deze suggestie aan de dienst doorgeven, maar hij neemt aan dat men bij eerdere gelegenheden deze zaak al heeft bekeken. Het is niet de eerste keer, dat de raad over lindebomen praat.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 265