19 JUNI 1969 268 Mevrouw DE BONTE-DE MUNNIK geeft eveneens uiting aan haar vreugde om dit voorstel. Te meer is dit verheugend, omdat uit het voorstel blijkt, dat het rijk de subsidiëring van het werk voor geestelijk gehandicapten gaat uitbreiden. Met de heer van Loon is spreekster van mening dat iedereen met deze materie te maken heeft. De hele bevolking neeft de verantwoordelijkheid voor de verzorging van deze groep mensen en kinderen. Ook voor spreekster en haar fractie is het vanzelfsprekend, dat niets te veel is, dat hieraan wordt uitgegeven. Ook zij is van mening, dat het eigenlijk volledig een rijkszaak zou moeten zijn. Met het nieuwe dagverblijf voor zeer jeugdigen is spreek ster zeer blij, omdat het voor de ouders van deze kinderen toch wel een grote verlichting moet zijn om althans een gedeelte van de dag van de zorg voor deze kinderen verlost te zijn. Misschien kan met deze zeer jeugdigen iets worden bereikt, dat thuis niet mogelijk is. Spreekster heeft ook in de afdeling gevraagd, of de dagelijkse verzor ging geschied door dames of meisjes, onder deskundige begeleiding. Spreekster heeft niet in het voorstel kunnen lezen, dat deze taak door speciaal opgeleide krachten wordt uitgevoerd. Spreekster meent, dat er een speciale opleiding is voor de verzorging van deze kinderen. Zij vindt het een beetje jammer, dat niet duidelijk is geworden, hoe deze kinderen worden verzorgd, welke krachten zich daarmede bezighouden. Het is moeilijk werk en het vraagt bijzondere zorg, zodat zij hierover van de wethouder gaarne een antwoord krijgt. Mevrouw VAN MIERLO-MUTSAERS wil gaarne via de voorzitter aan mevrouw de Bonte-de Munnik antwoorden, dat er verschillende oplei dingen voor dit werk bestaan, o.a. in de buurt van Oisterwijk. De heer VAN LOON zegt, dat hij nog even wil aansluiten bij zijn betoog. Hij heeft eigenlijk iets over het hoofd gezien. In zijn fractie is enige moeilijkheid gerezen omtrent de tekst op pagina 3 van het voorstel (bijlage 177) en van het ontwerp-besluit. Het is een vrij moei lijke constructie, waardoor terisakemisverstand zou kunnen ontstaan. Bij nadere doorlezing van het stuk blijkt dat de tekst mogelijk wat ingewikkeld is, doch wel juist. De heer QUADEKKER wil spreken over agendapunt 25, bijlage 189. Daarin komt de zin voor, dat het bestuur evenals bij het dagverblijf voor jongeren en ouderen zich voorstelt zorg te verlenen op een peda- logisch en pedagogisch verantwoorde wijze. Spreker heeft zich in de frac tie uitgesproken voor het gebruik van het juiste woord pedologisch. Een te goeder naam en faam bekend staande jurist in deze fractie, die een klassieke opleiding heeft gehad, gaf blijk hiervan niets te begrijpen. Uiteindelijk heeft spreker enkele woorden-boeken geraadpleegd, die hij ter instructie heeft medegebracht. Daaruit blijkt dat het woord "pedalo- gisch" in het geheel niet voorkomt. Wel pedaal en pedalist, welke woorden te maken hebben met de voet en betrekking hebben op de voet. Wel be staat het woord pedologiehetwelk kan betekenen "bodemkunde" en - maar dan alleen geïïruikt in het Nederlands - studie en behandeling van psychisch gestoorde kinderen. Dit blijkt uit alle geraadpleegde woorden boeken. Pedalogie zou hoogstens denkbaar zijn in de betekenis van "leer van hetgeen op de voet betrekking heeft", dus de wetenschap

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 268