280 19 JUNI 1969 .ndt Het is voor die mensen niet mogelijk om opeens een hogere huur te was gaan betalen, hoewel zij misschien op grond van hun daadwerkelijk ent inkomen wel een verdubbeling van de huur of iets dergelijks zouden ror-' kunnen opbrengen. Vandaar dat spreker van mening is, dat - hoewel sn ook de WD bezitsvorming in het partijprogramma heeft staan - aan ]et het voorstel van het college onder de gegeven omstandigheden en in verband met de huurliberalisatie de voorkeur moet worden gegeven, college Voorlopig moet even tot nader order worden vastgehouden aan het gemeentelijk woningbezit, mede in verband met de aspecten van sanering. Met nadruk wil spreker nog zeggen, dat de woningwetwo ningen so wie so een uitzondering moeten zijn. Op die grond is spreker coord geneigd om thans een uitzonderingssituatie voor die woningwetwoningen ït het niet als iets geruchtmakends te zien. i het id zijn Mevrouw VAN MIERLO-MUTSAERS is het eens met het gestelde .al door de heer van Caulil. Spreekster meent, dat het hebben van eigen en woningen een groot sociaal goed is. Bovendien vraagt zij zich af, wat er in ae praktijk verandert. Iemand die in een woningwetwoning woont, iw: heeft het recht om die woning te kopen. Hij vraagt aan die woning te nen kopen. Volgens de mededeling van het college zal het gemeentebestuur heeft nu "neen" zeggen, want er worden geen woningen meer verkocht, ien Dan zegt die meneer: Goed dan koop ik niet, maar ik blijf wel zitten, s Dan heeft de gemeente niet de beschikking over meer woningwetwoningen, d Zo is de praktijk, heel simpel, n ;t De heer BARIJ zou gaarne iets zeggen naar aanleiding van hetgeen ie de fractievoorzitter van de partij van de arbeid heeft opgemerkt. Hij aar heeft nl. betoogd de verkoop van woningen stop te zetten om daarmede n te de vonnisgevallen beter te kunnen oplossen. Spreker ziet dat niet. it Spreker gelooft, dat hierin alleen dan een werkelijke oplossing is ge- gst legen, wanneer de gemeente de mensen, die thans in een woningwet- Den woning zitten, eruit zet en op die manier die woning vrijmaakt voor een vonnisgeval. En als het die kant uitgaat, dan zit men - naar spreker's smaak - net in het straatje waar de rijkswetgever dit niet wenst. teraf [ing De heer WOESTENBERG meent, dat ten aanzien van de bezitsvorming een soort verzadigingspunt is bereikt, zelfs zódat de heer van der Zwan van de p. v. d. A, het niet meer nodig vindt om tot een zekere ïeds vorming van eigen bezit te geraken. Maar een eigen huisje is altijd Dok nog een doel van de kleine man - als het effe kan. Nu wordt er ge sproken over huurders van woningwetwoningen, die de gelegenheid inder krijgen die woning te kopen. Hierbij zijn ook de mensen die minder ;it. draagkrachtig zijn, die in een lagere inkomenssector liggen. Spreker r had juist van de afgevaardigde van de P. v.d. A. deze woorden helemaal ling niet verwacht. Spreker voelt er niet veel voor om de klok terug te zetten. Hij had ook van de P. v. d. Averwacht dat men zou zeggen: laten we ak- dit beleid voortzetten, het is een gezond beleid. die in De heer VON SCHMID zegt, dat er al veel gezegd is. Hij wil dan ook alleen maar iets opmerken omtrent zijn standpuntbepaling. Hij aekje. kan het wel eens zijn met de heer van der Zwan, wanneer hij zegt,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 280