19 JUNI 1969
282
Enerzijds de huurliberalisatie, anderzijds het niet aangenomen worden
van de wet op de huurbelasting. Als deze wet aangenomen was, zou
waarschijnlijk het gevolg zijn geweest, dat een groot aantal mensen
met een inkomen, waaruit zij een hogere huur zouden kunnen betalen,
uit de woningwetwoningen zouden verdwijnen, waardoor de woning ter
beschikking komt van de mensen die naar sprekers mening daarop toch
wel in de eerste instantie recht hebben. Dit alles overwegende heeft
het college gezegd, dat het voor deze tijd gewenst geacht wordt de
verkopen van die woningwetwoningen tijdelijk stop te zetten. Er moet
een periode zijn, waarin men kan nagaan wat de gevolgen zijn van alles
wat ons boven het hoofd hangt. Als de raad daarover in meerderheid
anders denkt, dan zal dat spreker een biet zijn. De raad kan anders
besluiten, maar dan zal de raad ook te zijner tijd zo loyaal moeten
zijn om, zodra de euvelen zich aandienen, toe te geven dat het college
heeft gewaarschuwd en voorgelicht.
De heer QUADEKKER stelt, dat het niet zo is, dat iemand van de
sprekers of een van de raadsleden de onderhavige mededeling onbe
hoorlijk of onfatsoenlijk zou hebben gevonden. Spreker heeft getracht
uiteen te zetten, hoe zijn fractie over deze materie denkt. De argumenten,
die de wethouder opnoemt, bestaan allemaal. De woningsituatie is
beroerd en vele mensen kunnen de hoge huren niet betalen. Er komen
steeds minder goedkope woningen. Maar, zoals mevrouw van Mierlo
heeft gezegd, deze moeilijkheden worden niet opgelost door de voor
gestelde gedragslijn. De vier argumenten van het college en het vijfde
argument, toegevoegd door de heer van. der Zwan de 125 vonnisgevallen)
doen eigenlijk niet ter zake. Want wat is het geval? Iemand woont
in een woningwetwoning, voelt zich daar thuis, is daar gesettled en
wil daar blijven wonen. Hij wil de gelegenheid krijgen om die woning
te kopen, zorgt dat hij de financien rond krijgt en doet dan een aanvraag
tot aankoop van die woning. Daarop krijgt hij een negatief antwoord,
of soms helemaal geen antwoord, gedurende meer dan twee jaar. Maar
die man blijft in die woning zitten. Die voelt zich daar thuis - anders
wilde hij niet kopen - en het huis komt niet vrij. Die 125 vonnisgevallen,
de mensen met een hoger inkomen, de huurliberalisatie of wat dan
ook kan niet bewerken, dat die man uit zijn huis gaat. Hij blijft zit
ten, betaalt keurig zijn huur en wacht af, tot hij het huis mag kopen.
Daarom vindt spreker de maatregel van het college een maatregel
zonder inhoud en daarom is zijn fractie er tegen.
De heer VAN DER ZWAN wil even ingaan op het betoog van mevrouw
van Mierlo en van de heer Quadekker. Laatsgenoemde vergeet te ver
melden, dat de bewoner in de gelegenheid wordt gesteld een huis voor
12.000, -- te kopen, dat op de vrije markt 30.000, -- kost.
Hij krijgt dus op zijn koopprijs een uitermate belangrijke subsidie.
Als men eenmaal een huis heeft gekocht, is men minder geneigd weg
te gaan, ook al zou de buurt achteruitgaan. Van doorstrooming is dan
dus absoluut geen sprake meer. Spreker kan toegeven dat de maatregel
van het college geen onmiddellijk soelaas biedt voor de 125 vonnis
gevallen, die thans op tafel liggen. Men moet echter niet alleen kijken
naar de dag van vandaag, doen ook verder in de toekomst.