287 19 JUNI 1969 ondernemers, zonder enige toeslag van de overheid; die huizen waren betaalbaar voor iedereen. Op het ogenblik wordt in de vrije sector - en dat is dan de bouwmarkt, die het zal moeten doen bij de liberalisatie - voor een niet al te groot huis een huur berekend van 330, -- a 450, per maand. Dan moet men die huur van de vrije sector - die dus eigenlijk de liberalisatie moet waar maken, doordat zij in voldoende mate nieuwe woningen toevoegt - relateren aan de inkomenspost in Nederland. Wat gaat er dan gebeuren? Voor degenen, die een huur van 350,kunnen" betalen,bestaat geen woningnood meer, doch voor de andere categorie functioneert de bouwmarkt niet. Oudere woningwetwoningen komen nog in aanmerking, doch zelfs de nieuwbouw in de woningwetcategorie is in huur reeds zo hoog, dat een groot deel van het Nederlandse volk die huur niet meer kan opbrengen. Dit zijn de twee dingen, die bij de besluitvorming moeten worden be trokken. Zonder te kort te doen aan het feit, dat eigen bezit voor een mens grote betekenis kan hebben, heeft het college het onderhavige besluit genomen tegen de achtergrond van deze voorzienbare situatie. Het college acht het onverantwoord huizen af te stoten in een huur- klasse, waarop in de toekomst een dringend beroep zal worden gedaan. Men heeft gevraagd naar het aantal vonnisgevallen. Dit aantal is te stellen op 100 a 125, welke mensen voor een groot deel zullen moeten worden ondergebracht niét in de laatste nieuwbouw, doch juist in de categorie van woningen, die thans onderwerp van gesprek is. Daarnaast is er de sanering van bepaalde wijken. Daarover kan men redeneren wat men wil, doch deze mensen kunnen niet worden ondergebracht in de nieuwbouw, doch alweer in dit woningbezit van de gemeente. Er komt een tijd waarin een dringend beroep op deze woningen van de ge meente zal worden gedaan. Dat is de achtergrond van de onderhavige mededeling. Principiële overwegingen over wel of niet bezitsvorming ■Haat spreker geheel buiten beschouwing. Het is gewoon de verantwoor delijkheid, die het college voelt ten aanzien van de feiten, die gaan komen, waarbij dit woningbezit nodig zal zijn voor de oplossing van het woningprobleem in de nabije toekomst. Spreker meent ten prin cipale te hebben duidelijk gemaakt welke de achtergrond is van het voorstel van het college. Wanneer de raad nu laat blijken hiervoor begrip te hebben, doch het voorstel niet volgt, dan stelt spreker niet, dat 't hem geen biet is, doch wel, dat maar moet worden afgewacht, wat de toekomst zal brengen. De VOORZITTER sluit de beraadslagingen over dit agendapunt en vraagt, of één der leden stemming verlangt. De heer QUADEKKER is van mening, dat het door de voorzitter gestelde niet helemaal juist kan zijn. Er is geen voorstel, doch een mededeling omtrent een besluit van het college. Spreker wil voorstellen, dat deze mededeling wordt ingetrokken en dat het college onverkort medewerking zal blijven verlenen aan de verkoop van woningwet woningen, terwijl ten aanzien van reeds hangende aanvragen snellere afhandeling wordt gevraagd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 287