17 JULI 1969.
328
ken over de gang van zaken ter plaatse op marktdagen. Dit misnoegen
werd niet uitgesproken over het parkeerprobleem maar over het feit dat
de voetgangers daar niet op het trottoir maar op de rijweg lopen en dat
zij zich van het midden van de markt op de Haagweg dwars over de
straat in de richting Haagdijk begeven met als gevolg, dat daardoor het
verkeer komende van de Tramsingel belemmerd wordt en de voetgan
gers groot gevaar lopen. Men wil nu trachten de verkeerssituatie ter
plaatse te verbeteren door voetgangersoversteekplaatsen aan te brengen
en voetgangerslichten te plaatsen. Over het resultaat hiervan kan men
van mening verschillen. Men kan er pessimistisch of optimistisch tegen
over staan. Maar een feit is dat het dringend gewenst is dat het verkeer
ter plaatse in betere banen geleid wordt. Spreker zou daarom de heer
van Werkhooven willen verzoeken, ondanks zijn wat pessimistische op
stelling ten aanzien van de resultaten zijn medewerking aan dit voor
stel te willen geven.
De heer VAN WERKHOOVEN zegt dat zijn fractie niet van plan is Qgi te
gen het voorstel te stemmen.
Maar de wethouder heeft zeer goed aangevoeld dat zij het hun plicht
vinden, voordat zij het geld voteren, er enigszins van verzekerd te zijn
dat de te nemen maatregelen effect zullen sorteren. Hij hoopt dat het
zal meevallen, maar hij is ervan overtuigd dat deze maatregelen geen
enkel effect zullen hebben. Spreker wil de wethouder er nog op attenderen
dat er ook nog afslaand verkeer is, waarop het dwarsverkeer van de
voetgangers komt, waardoor het verkeer toch weer in de knoei raakt.
Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten.
6. VOORSTEL TOT BENOEMING VAN EEN LID VAN HET COLLEGE VAN
REGENTEN VAN HET OUDE MANNENHUIS TE BREDA.
De VOORZITTER verzoekt de heer van Gastel, Mevrouw Krens en de
heer Gielen het stembureau te vormen.
Uitgebracht worden 25 stemmen.
19 stemmen op Mr. Dr. J. M. Houben.
2 stemmen op Drs. F.M. G. Saes en 2 blanco.
Mr. Dr. J. M. Houben wordt benoemd.
7. VOORSTEL INZAKE HET SAMENSTELLEN DER RAADSVERSLAGEN.
De heer VAN DER WERFF zegt dit voorstel met enige verbazing te
hebben gelezen. Vooral omdat er in gesteld wordt dat het zo'n groot
voordeel zal zijn als er een woordelijk verslag van de vergaderingen
gegeven zal worden. Hij is van mening dat dat nergens "mos" is, om
dat bij lezing - hij hoopt dat niemand zich dat aantrekt, hijzelf doet
dat niet - vaak de grootste onzin blijkt te zijn.
Bovendien vindt spreker het van belang dat speciaal bij raadsbehande-
lingen een grote kennis van lokale omstandigheden een absoluut vereiste