333 17 JULI 1969. Overeenkomstig deze preadviezen en dit voorstel wordt besloten. 16. PREADVIES MET BETREKKING TOT HET HERINDELINGSPLAN BREDA-NOORD. De heer VAN DER ZWAN zegt dat het college van b en w in het preadvies terecht ingaat op de woningbouwsituatie in Breda. Als uiter ste getal wordt genoemd de 5 6.000 woningen die volgens het verzoek schrift aan Gedeputeerde Staten gebouwd mogen worden en vervolgens rond 300 woningen waarvoor nog grond voor uitgifte beschikbaar is. Het getal 5 6.000 woningen die met goedkeuring van Gedeputeerde Sta ten gebouwd mogen worden zou aanleiding kunnen geven tot de opvat ting dat de situatie nog niet zo slecht is. Het getal van 300 woningen zou kunnen duiden op een hopeloze situatie. Hoewel niet hopeloos, kan men zonder enige overdrijving stellen dat de situatie zeer ernstig is. Zoals bij ieder productieproces, vervolgt spreker, geldt ook voor de woningbouw dat de continuïteit pas d&n verzekerd is als er synchronisatie bestaat, dat wil zeggen als aan alle fasen van dit proces gelijktijdig gewerkt wordt. Bij de woningbouw kan men de volgende fasen onderscheiden: het maken van en de goedkeuring verkrijgen voor een bestemmingsplan; aankopen van grond; bouwrijp maken van gronden; het zoeken naar beleggers voor de woningbouw en als laatste fase het bouwen van de woningen. Het getal van Gedeputeerde Staten heeft betrekking op de laatste fase en het door het college genoemde getal op de eerste fase- Globaal ge sproken kan men stellen, dat men zorgdragend voor de continuïteit in de woningbouw, ten minste 5 jaar vooruit dient te zien. Hier dreigt de discontinuïteit. Breda kan geen effectieve maatregelen nemen omdat bouwgrond - spijtig genoeg - niet beschikbaar is. Volgens de gegevens van het verzoekschrift zou Breda nog 4 a 5 jaar vooruit kunnen met de woningbouw. Voor deze schatting heeft men zich gebaseerd op de jaarproduktie van de afgelopen jaren. Aan de vraagzijde, treden twee veranderingen op die de vraag naar woningen zal doen stijgen. Als eerste noemt spreker het feit dat de kinderen van de na-oorlogse geboortegolf, de huwbare leeftijd hebben bereikt. Daarnaast blijkt dat de centrale overheid ernst wil maken met de stadssanering en de krot opruiming. Deze beide categorieën woningzoekenden zullen de vraag naar woningen doen stijgen. Het aanbod dient met de vraag gelijke tred te houden, wil men voor komen, dat gezinnen die vele jaren in krotten gewoond hebben, daar nog langer dan strikt noodzakelijk is zullen moeten blijven wonen. Ver loofde paartjes, die willen huwen, hebben 25 jaar na afloop van de oorlog recht op passende woonruimte. Indien vastgehouden wordt aan productiecijfers uit het verleden, dan is dit een verkeerd uitgangspunt, daar de woningnood dan toeneemt in plaats van afneemt. Gedeputeerde Staten stelt terecht dat voorkomen moet worden dat Breda noodgedwongen het eigen stadslichaam gaat opvullen met woningen,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 333