343
17 JULI 1969.
de heer Woestenberg te spreken, als we dan toch doorgaan, waarom dan jn
niet meteen tot aan Antwerpen. pri
Aan het adres van degenen die zich afgevraagd hebben of dit nu de eni- da
ge oplossing is, zou spreker willen zeggen: Het had natuurlijk ook anders
gekund. Er zijn misschien ook wel argumenten voor een andere oploj- de
sing aan te voeren, maar spreker vindt het een daad van wijs beleid van we
het college van b en w en hij zou het ook een daad van wijs beleid vin
den van de raad, wanneer men vasthoudt aan de door het college van
gedeputeerde staten naar voren gebrachte argumentatie. Het college van ve
gedeputeerde staten zal dit stuk ook bij de Kroon moeten inbrengen. 0p
Spreker meent dat hij de argumentatie niet behoeft te herhalen, door te
de heren van der Zwan, Kroon, Biemans en Melzer is hierover al het
een en ander gezegd. m
ag
De argumentatie is gebaseerd op het wijde verband en op de opvatting va
die bestaat met betrekking tot de tweede Nota Ruimtelijke Ordening, ke
die naderhand zijn weerslag weer gekregen heeft in het, overigens nog ge
niet vastgestelde streekplan voor West-Brabant. Het is dan wel duidelijk, or
meent spreker, dat de functie van Breda èn in de tweede Nota Ruimtelij- te
ke Ordening èn in het streekplan West-Brabant, een functie is van grote <je
omvang. Hij wil niet zeggen van enorme omvang, gezien in het licht te
van Rotterdam of Amsterdam, maar toch zeer betekenisvol en daaruit zal Va
men dan toch zijn bestuurlijke conclusies moeten trekken. za
De annexatie zou betekenen dat het grondgebied van Breda ongeveer Te
verdubbeld zal worden. Spreker meent te mogen stellen dat het voor ki
een grote stad belangrijk is, wanneer men de beschikking heeft over bi
een ruim gebied, omdat men dan ook de ruimtelijke belangen op een he
goede manier kan behartigen. li;
sa
Het is de raad bekend, de heer Kroon heeft er ook nog over gesproken, di
dat speciaal in de beleidsnota van het college van b en w en ook in da
andere stukken die door het college worden voorbereid er op gewezen is
wordt dat de toekomstige structuur van deze agglomeratie nog verder va
gestalte zal moeten krijgen. Le
be
Op de argumentatie van het college van gedeputeerde staten met betrek- wf
king tot de woningbouw is door vrijwel alle sprekers gewezen. Door de ve
heer van der Zwan op uitgebreide wijze. Spreker zou willen zeggen, gr
dat de heer van der Zwan voor wat de opvatting van het college in de- kl
ze kwestie betreft, midden in de roos heeft geschoten. Hij heeft gezegd, de
het gaat om de continuering in de woningbouw en in dit opzicht zijn we af
te laat. Spreker zou daarvan willen zeggen dat indien men de huidige or
woningbouwproduktie wil handhaven men jaren te laat is. In aanmer- m
king nemende de in ons land zeer ingewikkelde goedkeuringsprocedure en ee
de tijd die nooig is voor het bouwrijp# naken van gronden.
Men heeft de cijfers gezien. Er is nog grond voor 300 woningen beschik-
baar en dat geeft voor een stad als Breda te denken.